Vorig weekeinde nam de sp.a officieel afscheid van het Charter van Quaregnon. Dat vormde liefst 119 jaar lang de leidraad voor het Belgische socialisme.
Velen zijn hem vandaag vergeten, maar Emile Vandervelde was een belangrijke man in een invloedrijke generatie. Deze zoon van een vrederechter uit Elsene doctoreerde in 1885 aan de vrijzinnige U.L.B. maar hij leerde er vooral het socialisme van de anarchist Pierre-Joseph Proudhon en de communist Karl Marx kennen. Doordat hij in 1885 lid werd van de arbeidersliga van Elsene, raakte hij nauw betrokken bij de oprichting van de B.W.P. (Belgische Werklieden Partij) in datzelfde jaar. Tien jaar later werd deze jurist de architect van een van de belangrijkste grondteksten van politiek België.
‘Le patron’
De druk van de jonge, dynamische partij op het toen nog sterk elitaire staatsbestel was enorm. De socialistische partij slaagde er 1893 in, met bloedige stakingen in het zuiden van het land en met liberale hulp, om het algemeen meervoudig stemrecht af te dwingen (op hetzelfde moment ontstond overigens de opkomstplicht). Een jaar later, in 1894, behaalde de B.W.P. zo’n 346.000 stemmen en mocht de partij 28 verkozenen naar het parlement sturen, waaronder Emile Vandervelde. Al snel ontpopte deze zich in het parlement tot leider van de B.W.P. en hij werd de eigenlijke, weliswaar officieuze voorzitter van de partij. Het voorzitterschap werd pas officieel in 1933 ingevoerd. De jonge patron gebruikte de partij als een te vrezen politieke macht die de bestaande structuren van het land onder vuur zou nemen. Hiervoor ontwikkelde de 28-jarige Vandervelde aan de vooravond van deze historische verkiezingen een Charter dat tot recent dé graadmeter was voor het Belgische socialisme.
Een rode paasmorgen
Op het in socialistische kringen haast mythische paascongres van Quaregnon creëerde men een werkbaar compromis tussen de marxistische en anarchistische vleugels. Na negen jaar aan de zijlijn te hebben gestaan, zagen de socialisten hun kans schoon om met dit document de arbeiders te ontvoogden en hen vooral op de B.W.P. te laten stemmen. De socialistische partij profileerde zich als ‘de vertegenwoordigster niet alleen van de arbeidende klasse, maar van alle verdrukten, zonder onderscheid van nationaliteit, godsdienst, ras en geslacht.’ Het uiteindelijke doel van de B.W.P. zou de invoering van de klasseloze maatschappij worden, waarin de arbeid collectief werd georganiseerd. Dit vereiste een decentralisering van de Belgische Staat, die onder leiding moest staan van de arbeiders. Daarvoor diende zich een verdere democratisering van het Belgische kiesstelsel aan en de B.W.P. startte een vurige strijd voor ‘één man, één stem’. Ze zou haar eis kunnen verzilveren aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. De B.W.P. kwam om dezelfde reden op voor ‘recht voor alle inwoners van bestuurd, onderwezen en geoordeeld te worden in hun eigen taal’. Dit was een uiting van het evenwicht dat men voortdurend zocht tussen de Nederlandstalige en Franstalige vleugels van de internationalistisch ingestelde partij. De Gentse Edward Anseele werd op dat moment de enige Vlaamse verkozene voor de B.W.P., als kandidaat voor Luik (!). De B.W.P. zou zich overigens tot W.O.I positief inzetten voor de gelijke behandeling tussen Vlamingen en Franstaligen. Je mag zelfs stellen dat de socialistische strijd voor algemeen stemrecht onrechtstreeks bijdroeg tot de Vlaamse ontvoogding. Vandervelde bleef overigens tot het einde een strenge verdediger van taalwetten.
Vrijzinnig glijmiddel
Ondanks het sterke collectivistische karakter dat de Verklaring van Quaregnon aan de B.W.P. schonk, ontstond er in het door de Katholieke Partij gedomineerde België, al snel een nauwe samenwerking tussen de socialisten en de progressieve liberalen. Hierbij was de vrijzinnigheid het bindmiddel. Deze goede samenwerking zorgde er uiteindelijk voor dat de B.W.P. meer en meer klasse verzoenend dacht en uiteindelijk voor een hervormingsgezind socialisme koos. De arbeidersrevolutie werd begin 20ste eeuw, na gewelddadige en mislukte stakingen, voorgoed begraven. Toch in de praktijk. Terwijl het handvest duidelijk stelde dat ‘het behoud van het kapitalistisch regime onverzoenbaar is met dit ideaal’, vervelden de socialisten tot sociaaldemocraten. Het socialisme van Vandervelde omarmde het bestaande bestel en maakte er vanaf 1918 voorgoed deel van uit. Emile Vandervelde was 1916 al benoemd tot minister van staat en deed dienst tussen 1918 en 1921 als minister van justitie.
Een nieuwe dageraad?
Pas bij de opsplitsing van de opvolger van de B.W.P., de B.S.P. (de Belgische Socialistische Partij) in 1979, durven de Franstalige en Nederlandstalige socialistische partijen de doctrine van Quaregnon schoorvoetend loslaten. Uiteindelijk nam de sp.a pas op 8 juni 2013 op het congres ‘het vlaanderen van morgen’, na 119 jaar, afscheid van Quaregnon en begraaft die nu mee in het graf van voorman Vandervelde (die er ondertussen toch ook al 75 jaar ligt te rusten). De Parti Socialiste, de Franstalige zusterpartij van de SP.a, blijft voorlopig nog altijd trouw aan het charter. De Vlaamse sociaaldemocraten daarentegen beloven met hun nieuwe beginselverklaring, ‘Het Vlaanderen van Morgen’, uit te kijken naar de nieuwe dageraad.
Noot :
Ondanks Quaregnon verzette de B.W.P. zich vreemd genoeg tegen het vrouwenstemrecht en dit uit angst dat de vrouwen vooral voor de katholieken zouden stemmen. Vrouwen mochten zich na W.O. I wel verkiesbaar stellen. Zo komt het dat in 1929 de enige vrouw in het parlement, B.W.P. senator Marie-Anne Spaak (moeder van Paul-Henri, de latere premier), erin slaagde om tegen een voorstel te stemmen dat voor volwaardig vrouwenstemrecht pleitte. Dit onder druk van ‘patron’ Vandervelde.
Harry De Paepe – www.doorbraak.be