215 jaar geleden begon de Boerenkrijg. Hij werd voor vele politieke karretjes gespannen.

In de dorpskern van het Oost-Vlaamse Overmere kan je er niet naast kijken: hier begon de Boerenkrijg op 12 oktober 1798, nu 215 jaar geleden. In het geboortedorp van Karel De Gucht verwijst zowat alles, van café, groentewinkel tot het park en de straatnamen, naar de boerenrevolte die uitbrak als protest tegen de pas ingevoerde algemene dienstplicht van het Franse Bewind.

 

‘Voor Outer en Heerd’, als Internationale

De Overmeerse reactie op de bezetter was niet de eerste in zijn soort, maar de felheid zette vele gemeenten in het Leie- en Scheldedepartement, de Kempen en in Klein-Brabant in vuur en vlam. Maar op 5 december van hetzelfde jaar, dus nog geen twee maand na het incident in Overmere, werden de boeren verslagen in de slag bij Hasselt. De beloofde Engelse steun was halfslachtig (tweemaal mislukten de Engelsen om te landen in de Lage Landen) en de beloofde Pruisische steun bleef uit.

In dezelfde periode van de reactie in de Lage Landen vond ook de Klöppelkrieg plaats in Luxemburg. Op 25 oktober 1798 trokken boerenzonen, gewapend met knuppels, ten strijde tegen de Franse bezetters : de vrijheidsbomen gingen tegen de grond, bevolkingsregisters werden verscheurd en de stormklokken luidden. Drie dagen later was hun lied al uitgezongen. Sommige auteurs linken de Luxemburgse opstand met de Zuid-Nederlandse als een onderdeel van een internationaal complot van Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk tegen de Franse revolutionaire regering, maar dat is nooit bewezen.

Herentals, marktplein
Herentals, marktplein

De Boerenkrijg past zeker in het plaatje van de boerenrevoltes die de Vendée, de streek tussen Nantes, La Rochelle, Poitiers en Angers, in 1793 teisterden. Net zoals in onze gewesten in 1798, haalden men ook hier de Franse vrijheidsbomen neer en streed men voor Kerk en Koning (in de Nederlanden ging het dan om de Keizer van Oostenrijk). Ten noorden van de Loirestreek, met Bretagne, Laag-Normandië en de Mayenne, kende men tussen 1793 en 1799 een gelijksoortige opstand die nu bekend staat als de Chouannerie (naar Jean Chouan, de leider van de verzetslui). Men streefde nadrukkelijk het herstel van het Ancien Régime na. In het zuiden van Frankrijk, tussen de Rhônevallei en de Pyreneeën, waren tussen 1795 en 1796 de brigands-royaux actief. Het waren los opererende bendes die overvallen pleegden op uitgesproken revolutionairen. Pas met de komst van Napoleon werd deze vorm van opstand tegen het ‘nieuwe Frankrijk’ definitief onderdrukt.

In 1809 ontmoeten we hetzelfde fenomeen in Oostenrijk. De Tiroolse boeren bevochten onder leiding van volksheld Andreas Hofer de Fransen, en hun Beierse bondgenoten, voor de Habsburgers en de Kerk. Ook de Spaanse guerrillero’s, die Napoleons troepen zo’n vijf jaar zouden beproeven, streden voor het geloof en de Bourbon-dynastie.

Hoe verschillend de lokale versies van de ‘Voor Outer en Heerd’-opstanden ook waren, ze waren allen opstanden van de katholieke boerenbevolking (stedelingen bleven meestal afzijdig) tegen de vernieuwingen van het Franse Bewind. Maar ze waren evenzeer een opstand van de lagere sociaaleconomische klassen die reageerden tegen de conscripties en de extra belastingen die vele boerenfamilies verder de armoede induwden.

 

‘Voor Outer en Heerd’, voor alles en nog wat

De-boerenkrijg-twee-eeuwen-feiten-en-fictie-13530068De Zuid-Nederlandse Boerenkrijg zou de vergetelheid ingesukkeld zijn (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Tiroolse variant), ware daar niet het jonge België met zijn politieke tegenstellingen. Het thema van de Boerenkrijg was een mooi voorbeeld van de ‘Belgische’ weerstand tegen Frankrijk (net zoals de Guldensporenslag) en zou zo verschillende keren worden gebruikt tot en met het Interbellum van de 20ste eeuw. Maar het werd ook symbool, naargelang de strekking die het gebruikte, voor de liberale strijd tegen de verdrukker, een katholieke strijd tegen een vrijzinnige overheid, een strijd tegen de nieuwe dienstplicht onder Leopold II, een plattelandsgevecht tegen de verstedelijking en uiteindelijk (vanaf de tweede helft van de 19de eeuw) een strijd van de Vlaming tegen de Franstalige onderdrukker. Dat laatste thema dook voor het eerst op in Pieter Van Kerckhovens ‘Valentyn’ (1851) en wordt gesitueerd in de ‘Brabantsche’ Kempen. Van Kerckhovens kijk op de Boerenkrijg was een liberale en antiklerikale kijk (in het werk zit een kritiek op het celibaat vervat). Twee jaar later (1853) verwerkte Hendrik Conscience het Boerenkrijgthema tot een volwaardige roman in (hoe kan het ook anders) ‘De Boerenkrijg’. Net als in zijn ‘Leeuw van Vlaanderen’ (1838) was het een reactie op Franse annexatieplannen (ditmaal van Napoleon III) en bedoeld om België af te zetten van haar grote zuiderbuur. Het was ook een uitgesproken katholieke kijk op de feiten.

Vanaf 1880 verschijnen met regelmaat Vlaamsgezinde werken met de Boerenkrijg als thema. Veelal schemert de schaduw van Consciences interpretatie door de bladen door. Het katholieke Davidsfonds promootte een Vlaamsgezind katholicisme en de Boerenkrijg gold daarbij als een dankbaar onderwerp. De herdenkingen van 100 jaar Boerenkrijg in 1898 waren dan ook hoofdzakelijk een Vlaamse aangelegenheid met de oprichting van monumenten, met optochten en herdenkingsmissen. Het werd vooral een profilering van het katholiekgezinde Vlaanderen tegen de socialisten en de liberalen. De termen ‘Vlaanderen’ en ‘België’ werden op dat moment door elkaar gebruikt.

Rond de jaren 1900 werd het lied ‘O Kruise de Vlaming’ verspreid waarin het flamingantisme en het katholicisme mooi in elkaar vloeiden. Deze flamingante variant van het Boerenkrijgverhaal zou de hele 20ste eeuw nog doorspelen. Het lied ‘Voor Outer en Heerd’ van Jozef Simons en Armand Preud’homme werd een signatuurhymne voor de Vlaamse Beweging. In het Interbellum gebruikten het Verdinaso en het VNV de Boerenkrijg voor hun manifestaties. Zo noemde Joris Van Severen op 10 september 1930 de Boerenkrijgers ‘Dietsers’ en liet hij de Dinaso-jeugd voorbij het plaatselijke Boerenkrijgmonument in Tielt paraderen. Tijdens de jaren 1940 werd de Boerenkrijgleuze een propagandakreet voor de Oostfrontwerving en stelden men de Vlaamse SS’ers voor als de nieuwe brigands tegen ‘de goddeloze bolsjewieken’. Nu werden de Boerenkrijgers voorgesteld als bloed- en bodemstrijders en vreemd genoeg werden de geuzen (antikatholieken) op dezelfde lijn met hen geplaatst.

Na W.O. II geraakte het flamingante motief, door toedoen van de kerkelijke overheid, op de achtergrond, en boette de Boerenkrijg aan populariteit in. De vieringen van 150 jaar Boerenkrijg in 1948 waren nog slechts schimmen van de grootse herdenkingen van 50 jaar eerder. De link met de collaboratie lag nog te vers in het geheugen en men geraakte niet veel verder dan lokale initiatieven.

De herdenking van 200 jaar Boerenkrijg in 1998 werd een historisch-wetenschappelijke, met de verschijning van verschillende historische artikels en werken die veraf stonden van de romantische gedenkschriften van 1898.

 

‘Voor Outer en Heerd’, voorgoed vergeten ?

boerenkrijgOp 5 september 2011 genoot de Boerenkrijg nog even van de aandacht doordat de 41 resten van opstandige boerenzonen, ooit in 1798 in Mechelen geëxecuteerd, rond de Sint-Romboutskathedraal waren blootgelegd. De burgemeester van Mechelen maakte toen bekend dat de lichamen een ereplaats zouden krijgen op het Mechelse kerkhof, ‘net zoals de helden uit de beide wereldoorlogen’, verklaarde Bart Somers nog. Meteen werd het Boerenkrijgmonument ook opgeknapt.

Van nationale herdenkingen is vandaag geen sprake meer. Overmere zal, als vanouds, 215 jaar Boerenkrijg herdenken, met een misviering en een bloemenhulde aan het monument op het dorpsplein. In het landelijke dorp aan het Donkmeer blijft de herinnering aan de Boerenkrijg vooralsnog ‘op ’t voorhoofd gedrukt en in ’t harte geplant’.

Harry De Paepe – www.doorbraak.be