Stel : een Hongaarse verpleegster belandt in België. Dankzij de vrije interne markt en de Europese regelgeving kan de verpleegster haar beroepskwalificaties ook in ons land laten gelden. Ze kan haar beroep dus uitoefenen, onder een paar voorwaarden. Wat talenkennis betreft liet Europa tot nu toe enige marge. Men mocht van een nieuwkomer vragen te beschikken over ‘de talenkennis die voor de uitoefening van het beroep in de ontvangende lidstaat vereist is’. Die vage bewoording gaf lidstaten de vrijheid om zelf het concrete beleid in te vullen. In het tweetalige Brussel kon men bijvoorbeeld besluiten dat behalve kennis van het Frans ook kennis van het Nederlands vereist was.
Europa sleutelt nu echter aan de regelgeving rond de erkenning van beroepskwalificaties. De bedoeling is om de arbeidsmobiliteit tussen de lidstaten aan te zwengelen: de voorwaarden worden dus versoepeld. Wat taal betreft, zal het in de toekomst voldoende zijn om één van de landstalen te kennen. In een tweetalig gebied als Brussel kan dat voor problemen zorgen. De nieuwe richtlijn laat immers geen ruimte meer voor interpretatie: je zal geen kennis van het Nederlands meer kunnen vragen als er al kennis van het Frans is. De Eurocommissaris bevoegd voor Interne Markt, de Fransman Michel Barnier, verdedigt de versoepeling met het argument dat lidstaten nog altijd zelf inspanningen kunnen doen om de kennis van de andere landstaal aan te moedigen.
Terug naar de Hongaarse verpleegster (die trouwens heel mooi Frans kan spreken). Volgens de nieuwe Europese richtlijn is zij perfect klaar om aan de slag te gaan in een Brussels ziekenhuis. Ook al is Brussel een stad waar honderdduizenden Nederlandstaligen wonen of werken, maar nog geen vijfde van de verpleegkundigen Nederlandstalig is. Ook al is de Vlaamse Rand, waar de enige officiële taal het Nederlands is, afhankelijk van de goede werking van de Brusselse ziekenhuizen en ambulancediensten. Ook al weet iedereen dat er voor taalverwarring en linguïstieke barrières geen tijd is in levensbedreigende situaties.
Iedereen die vertrouwd is met de complexe taalsituatie in België in het algemeen en Brussel in het bijzonder, begrijpt dat dit een ongelukkige evolutie is. Zelfs de Europese parlementsleden van sp.a en Groen, traditioneel niet de grootste flaminganten, stemden samen met N-VA, Vlaams Belang en LDD tegen de nieuwe taalvoorwaarden en kozen voor een amendement dat lidstaten net als vroeger de vrijheid gaf zelf een beleid te voeren. De vertegenwoordigers van CD&V en Open VLD kozen echter de kant van de Franstalige Belgische partijen en stemden voor de nieuwe richtlijn, die het pleit ook won. Het is blijkbaar de afweging van de Vlaamse christendemocraten en liberalen dat een Nederlandsvoelend taalbeleid in Brussel maar moet wijken voor meer Europese arbeidsmobiliteit. Volgens deze Europarlementariërs is het finaal niet nodig dat lidstaten een eigen taalbeleid kunnen voeren: dat kan Europa wel voor ons.
‘Wij willen Vlamingen zijn om Europeeërs te worden’, zei August Vermeylen. Bij CD&V en Open VLD is het dus omgekeerd: zij worden Europeeërs om toch maar geen Vlaming te moeten zijn.
Daniël Walraeve – www.doorbraak.be