Zopas ontving het tijdschrift rekto:verso de Vlaamse Cultuurprijs voor Podiumkunsten uit de handen van Vlaams minister van Cultuur, Joke Schauvliege. Wie ? Toch niet die cultuurloze troela uit Evergem waar heel de Vlaamse cultuursector bij haar aantreden op schoot ? Jawel dus. 12.500 euro plus nog een bronzen schouwgarnituur. Geen fortuin, maar toch een welgekomen injectie voor een tijdschrift dat overigens al ruim betoelaagd wordt door diezelfde Vlaamse cultuurminister, door ene Erwin Mortier nog niet zo lang geleden het Schouwvliegje genoemd. Ach, geld stinkt niet, zoals keizer Vespasianus al zei toen hij de belasting op pispotten invoerde.
Ons-kent-ons
Waarom dit tweemaandelijks (gratis, enkel in de rekken van de culturele centra te vinden) tijdschrift de podiumprijs kreeg, en niet één van de financieel naar adem snakkende theatergezelschappen in Vlaanderen, wordt niet duidelijk gemotiveerd. Wel is het duidelijk dat het blad stevig ingeplant is in het culturele establishment.
Behalve uit subsidies haalt het zijn inkomsten uit advertenties. Maar wie adverteert er zoal ? De culturele centra en de grote (gesubsidieerde) gezelschappen, festivals etc. die door het blad kritisch bejegend zouden moeten worden. Daarnaast zijn er nog de “Vrienden van”, een steuncomité van maecenassen waarin we weeral, juist, dezelfde actoren vinden van het welbekende culturele veld. Culturele centra, festivals, gezelschappen. Zo passeert rekto:verso een aantal keer langs de overheidskassa.
Redactioneel dan. Vrijwel alle redactieleden zijn tewerkgesteld in een of andere (uiteraard weer gesubsidieerde, of als overheidsinstelling fungerende) instelling, genre Vlaams TheaterInstituut, De Brakke Grond, het S.M.A.K, BAM, tenzij ze als cultuurjournalist werkzaam zijn in bijvoorbeeld De Standaard (altijd goed voor een mooie column over recto:verso, zoals vandaag), of als docent aan de KUL of in het RITS. Ik bedoel gewoon : dit tijdschrift bezit een hoog ons-ken-ons-gehalte. Het “becritiseert” de culturele scène van binnenuit, als een institutionele participant, een economisch en professioneel gelinkte stakeholder. Of in gewoon Nederlands : een lid van de club.
Missionarishouding
Zo wordt de sector haar eigen kritische maatstaf, altijd met één oog gericht op de subsidiepotten. “Kritiek” wordt een leeg begrip, een passe-partout voor jongens en meisjes die eens wat anders willen, maar toch weer hetzelfde. Eén redactielid, een zekere Ervé De Patser, wordt trouwens uitdrukkelijk opgevoerd als gladde jongen, netwerker en subsidie-lobbyist. Een man die zijn gewicht in goud waard is.
Recto:verso mag zich dus met recht en reden “een tijdschrift van en voor de Vlaamse culturele sector” noemen. Voor mij niet gelaten. De druk- en papierindustrie moet ook leven. Toch verbaast de wereldvreemdheid van zo’n college me telkens opnieuw.
“Als tijdschrift voor cultuur en kritiek willen we bereiken dat de samenleving meer aandacht krijgt voor de kunsten, en de kunsten meer aandacht voor de samenleving”, zo luidt het in de missietekst. Mooie woorden, maar de confrontatie met echte subcultuur of tegencultuur, de buitenstaanders en niet-deelnemers, wordt nooit aangegaan, het blijft allemaal lekker binnen de tent van kunstenmakers, organisatoren, curatoren, directeurs, journalisten, critici en academici. Op de winkel letten, noem ik dat.
Onder de missionarishouding van de redactie zit dan ook een flinke dosis boboisme, elitaire aanstellerij en intellectuele navelstaarderij, tot op het Narcistische af. Dat komt wel meer voor in de door Joke Schauvliege beheerde sector die nochtans heel lelijke dingen over haar heeft verteld. We denken dan bijvoorbeeld ook aan Courant, het driemaandelijkse tijdschrift van het Vlaams TheaterInstituut, een compleet onleesbaar gewrocht van mensen die zich allemaal enorm belangrijk vinden en echt schijnen te denken dat hun gekraai in de kinderbox de wereld voor de barbarij behoedt. Telkens weer smijt ik het ding gedeprimeerd in de vuilnisemmer.
Cultuurbureaucratie
Uiteraard bloeit er, buiten de officiële en geaccrediteerde “cultuurkritiek” genre rekto : verso, nog een hele flora van tijdschriften, webmagazines en blogs die cultuur veel meer naar de keel grijpen, om de eenvoudige reden dat ze niet in de salons van Joke Schauvliege gesignaleerd worden, niet aan het subsidie-infuus hangen, en ook niet tot de onderhoudsnetwerken van kunstenaars, critici, media en politiek behoren.
Politiek ? Jawel. Recto-verso behoort ontegensprekelijk tot de linkse zuil (ooit waanden we dit laatste begrip gedateerd) en heeft een associatie opgezet met de (ook weer allemaal van overheidssteun levende) mediapartners Apache, MO.be, StampMedia, De Wereld Morgen, en Kifkif. Een herkenbaar rijtje, ik moet daar geen tekening bij maken. Deze zogenaamd progressieve zuil wedt – en dat is een vreemde contradictie – nog het meest op institutionele verankering, overheidssteun en dus ook op een vaste navelstreng met de macht zelf. Een politiek-correct, regimevriendelijk conglomeraat van “linkse” (let op de aanhalingstekens) zeloten die cultuur en kunst graag zien als de emanatie van de maakbare samenleving, met de overheid als dirigent. En uiteraard is het flamingantisme in deze kringen altijd de kop van Jut : Vlaanderen deugt alleen als subsidiepot en melkkoe, de rest is een aangelegenheid van verstokte “zwarten”.
Ach, cultuurkritiek. Het is zoals met cultuur zelf : als de overheid er zich mee gaat bemoeien, verliest ze haar voornaamste bestaansreden, namelijk die van de fameuze luis in de pels. Het dissidente, weerspannige en onaangepaste. Net datgene wat niet te herleiden is tot het gekeuvel binnen de reguliere cultuurbureaucratie.
Het is een discussie die ik al in meerdere debatten heb gevoerd met o.m. mijn achtbare tegenstander Bart Caron, linksdraaiend Groen!-politicus en groot voorstander van een door de overheid beheerde en financieel gecontroleerde cultuursector. Er staat nochtans veel op het spel, de uitdaging is enorm. In mijn column “De kunstenaar als huisdier” stelde ik de vraag, of een door het establishment doodgepamperde kunstenaar in onze tijd van grote veranderingen en wendingen nog enige relevantie heeft. De politieke tanker probeert altijd rechtdoor te varen, daarom is betoelaagde cultuur (en cultuurkritiek) iets als een toegelaten pers onder een dictatuur.
Ik geloof dus niet zo in zelfverklaarde kritische media en dito scribenten die helemaal met het systeem vervlochten zijn, en al helemaal niet als het over cultuur gaat. Prijzen blijven daarbij verraderlijke valkuilen : wie deelt ze uit, en waarom ? Als een bewijs van goed gedrag en zeden ?
Felicitaties en schouderklopjes alom dus, maar niemand voelt alsnog nattigheid. Een uitgebreide feestpolonaise zal de redactie en haar aanhang tot in Amsterdam voeren, meer bepaald het Vlaamse Cultuurcentrum De Brakke Grond, of wat dacht u. Ik wens recto:verso-voorman Wouter Hillaert rond deze onderscheiding nog aangename gevoelens en prettige momenten toe.
Johan Sanctorum – www.vlaamserepubliek.wordpress.com