Er zit vaart in de Belgische nationale voetbalploeg. Op een zucht van de kwalificatie voor het wereldkampioenschap trekken de Rode Duivels volle stadia met tricolore beschilderde supporters die allemaal enthousiast de Brabançonne zingen. De eeuwig lachende bondsvoorzitter François De Keersmaecker beleeft de tijd van zijn leven, de facebook-supporterspagina bulkt, de Bond moet nu zelfs sponsors weigeren, en het maken van een heuse Rode-Duivels-docusoap op de VRT wordt overwogen.

Mede dankzij de uitgekiende P.R.-campagne van het reclamebureau Boondoggle, en met Vincent Kompany als rolmodel/boegbeeld, wordt iedereen verzocht om vriendelijk en positief te zijn tegenover onze nationale balstampers en meteen ook voor België, de multiculturele samenleving, de broederlijkheid tussen Vlamingen, Walen en Brusselaars. Want uiteraard gaat dit niet alleen over sport, maar ook over het aankweken van nieuwe Belgische trots en vaderlandsliefde. Een antidotum als het ware tegen het vervloekte separatisme.

Alleen : het is lachwekkend om ook maar de illusie te koesteren dat de Rode Duivels – of, godbetert, een paar slimmerds van een reclamebureau – België zouden redden. Hoe wanhopig kan men zijn. De werkelijkheid is simpel : toevallig hebben we een goede generatie voetballers, die overigens op onze velden niet te bespeuren zijn, ze spelen vrijwel allemaal in een buitenlandse club. Het Belgisch gevoel zal hen worst wezen. Als iemand dan toch denkt dat het Belgische natiegevoel zal opfleuren dankzij het voetbal,- ons nieuw vorstenpaar misschien ? Of Baron Buysse ? -, dan is dat hetzelfde als geloven dat het liedje “Ik hou van jou, je ’t aime, tu sais” van Stijn Meuris – ooit door Albert II in een nieuwjaarstoespraak geciteerd -, de taalperikelen zal oplossen.

 

Klaagflamingantisme

Toch is dat opgefokte Belgische voetbalnationalisme gesneden koek voor de media, vooral als er zeurflaminganten bereid worden gevonden om erop te schieten. Daar leeft de pers natuurlijk grotendeels van : onbenullige opinies vol platitudes die andere even onbenullige opinies uitlokken, hop, daar gaan we.

neoGroene jongen Kristof Tomorrowland Calvo, die de Rode Duivels-hype best wel lust, mocht het schietkraam openen (“Was di Rupo maar een Rode Duivel”, DS, 10/9), in de hoop dat het Vlaamse heir zou pal staan.

De eerste die zich liet vangen was Peter De Roover, het politiek genie van de Vlaamse beweging. In “De nieuwe belgitude is een dagdroom” (DS, 11/09) probeert hij Calvo nogal schoolmeesterachtig duidelijk te maken dat de Vlaamse identiteit bestaat, en de Belgische niet. Dat is echter een gevaarlijke discussie die wij, Vlamingen, vandaag op punten zelfs niet kunnen winnen gezien de problematische houding van onze eigen culturele elite die heel dat identitair gedoe maar niks vindt. Zeker indien gekoppeld aan een onafhankelijkheidsverhaal. Daar is dus nog werk aan.

Door echter het ballonnetje van Calvo met een kanon te willen neerschieten, maakt de chef-politiek van Doorbraak er inderdaad een kleine voetbaloorlog van. Waarbij de sportminnende Vlaming er het gevoel aan overhoudt dat flaminganten zeurpieten zijn en de hoera-sfeer rond een winnende ploeg willen verknallen.

Luc Van Doorslaer maakt zich in De Morgen van 16/9 dan weer druk over het nieuwe superstadion dat er zo nodig moet komen om dat Belgische voetbalnationalisme waardig te behuizen. Het Koning Boudewijnstadion wordt te kleintjes, en, dixit Van Doorslaer, alle grote centrale staten zweren bij megalomane sporttempels waar de uitzinnige massa eendrachtig het volkslied kan brullen. Ook hier overheerst het klaagflamingantisme, de toon van ongerustheid en ergernis tegenover de “nieuwe Belgische symbolen” die ons in de strot worden geramd. Wordt Vincent Kompany de nachtmerrie van de Vlaamse republikeinen ?

 

Parking B

Voetbal, het is een obsessie voor politici, krampachtig op zoek naar “draagvlak”. Maar wellicht is de politieke emotie in de sport veel zwakker dan men in die milieus aanneemt. Mensen willen zich gewoon amuseren en zich nog eens inleven in een tamelijk kinderachtige quasi-stammenoorlog, inclusief het beschilderen van de gezichten. Misschien moeten Peter De Roover en Luc van Doorslaer ook eens een snelcursus semiotiek krijgen,- de wetenschap die zich bezig houdt met de manier hoe tekens functioneren.

Symbolen en iconen zijn namelijk altijd spin-offs, afgeleiden van iets anders : een grondstroom, een beweging. Zelf brengen ze zelden of nooit wat teweeg. Ze begeleiden en ondersteunen hoogstens processen, rituelen, ceremonieën waarvan de emotionele draagkracht elders wordt gecreëerd. Een vlag of een leuze op zich heeft nog nooit een beweging veroorzaakt : ze zijn er een uitloper van. Het is niet omdat Johan Sauwens ooit de Vlaamse verkeerspalen zwartgeel liet schilderen, dat de Vlamingen sterker op autonomie zijn gaan staan. Hier moet gewoon het scheermes van Ockham eens passeren : ken geen essentie toe aan bijkomstigheden.

Anders gezegd : voetbalemoties kunnen nooit meer zijn dan een vehikel, een katalysator. Kijk naar de buitenlandse autonomiebewegingen. Is FC Barcelona een gangmaker van het Catalaanse onafhankelijkheidstreven ? Natuurlijk niet. Het is een geadopteerd symbool en gelukkig niets meer, anders zou het enthousiasme voor de autonomiegedachte afhangen van de resultaten van Barça.

De Roover en C° zouden zich beter bezig houden met wat er zich achter de schermen voltrekt, namelijk de politieke agenda’s buiten het stadionlawaai. Bijvoorbeeld de quasi-geruisloze manier hoe die nieuwe nationale voetbaltempel toevallig ergens in Grimbergen wordt geprojecteerd (“parking C” van het Heizelcomplex), in Vlaanderen dus, maar op een grond die eigendom is van de stad Brussel, en via een privé-exploitatie waardoor de taalwetten worden omzeild. Il faut le faire.

Van Doorslaer zat er dus net naast : het gaat niet om sport, zelfs niet om sportinfrastructuur, en zelfs niet om nieuw Belgisch chauvinisme, maar om een geopolitieke agenda. Gecombineerd met en aansluitend op het NEO-project, een reusachtig shoppingcenter dat de stad Brussel en het Brusselse gewest op de Heizelvlakte plannen, komen we hier inderdaad tot één grote olievlek die noordwaarts kruipt, de verstedelijking en verbrusseling in de hand werkt, en ook op mobiliteitsvlak Vlaanderen enorm belast.

Terecht wees VB-senator Bart Laeremans in Terzake op de verfransingsdruk die daarbij ontstaat, in het kader van een subtiele strategie die in francofone cenakels “tamponisation” wordt genoemd : het creëren van tweetalige buffers in Vlaanderen, van waaruit dan een faciliteiteneis ontstaat. In een volgende fase komt dit op het bord van het zoveelste rondje staatshervorming waarbij de uitbreiding van Brussel ter sprake komt. We hebben ook de hoogst knullige repliek van sportminister Philippe Muyters (N-VA) genoteerd, die iets neuzelde over ”randvoorwaarden” en voor de rest geen graten zag in het project.

Dit gaat natuurlijk helemaal niet meer over voetbal, maar over vastgoedprojecten, urbanistische verschuivingen (inclusief het veranderen van gewestplannen), de sociologische implicaties daarvan, het Brussels-francofoon expansionisme, en een Vlaams regering die letterlijk stukken grondgebied verkwanselt.

Ondertussen leidt de verwarring binnen de Vlaamse beweging, het gebrek aan analytische scherpte en het mankeren van een republikeinse grondtoon, tot een eindeloze symbolendiscussie die door de waan van de dag wordt gedicteerd.

Samengevat : moet de Vlaamse beweging schrik hebben van het Belgische voetbal ? Het antwoord is : neen, maar wel van haar eigen schaduw. Eens te meer.

Johan Sanctorum – www.vlaamserepubliek.wordpress.com

Johan Sanctorum