Kerst tot Nieuw
Het jaar 2013 begon voor de katholieke kerk met stilstand. Ze leek verlamd, geparalyseerd door de schandalen die de jaren ervoor waren opgedolven uit de ondergrond. Het schandaal was eigenlijk al uit de media verdwenen, het was sleets geworden in de publieke opinie : de mensen lustten er geen pap meer van. De stilte trad in. In die stilte kon een nieuw kerkelijk geluid worden geboren, hoewel het er niet meteen zo naar uit zag, want de kerk leek murw geslagen, zowel ‘bottom’ als ‘up’, ’top’ als ‘down’.
Vele wegen
In betere tijden had men (onder andere wijlen bisschop Paul Schruers van Hasselt) christenen ‘mensen van de weg’ genoemd. Nu leken ze alleen nog de weg kwijt te zijn, zo ze niet al vreesden in een letterlijk doodlopende straat te zijn terechtgekomen. Sommigen (onder anderen bisschop Jozef De Kesel van Brugge) noemden het zelfs niet onwaarschijnlijk dat in Europa het christendom ooit, zo niet deze eeuw nog, zou verdwijnen zoals eertijds de bloeiende kerken van het Midden-Oosten en Noord-Afrika.
Anderen, een kleine maar agressieve minderheid, zochten hun heil in een nostalgische terugtocht naar het ‘rijke Roomse leven’ van vóór Vaticanum II en keerden letterlijk en figuurlijk hun rug naar het kerkvolk, alsof ze wilden zeggen dat ze ook zonder volk kerk konden zijn, zonder omzien naar de mens en zijn vragen om troost, bijstand en hoop. Liever macht over een paar zielen dan geen status meer, was de droom van het zich in vioolkistkazuifels wurmende handjevol clerici dat alle andere katholieken verketterde, in de overtuiging dat ze de paus aan hun zijde hadden (hoewel ze weigerden zijn sociale encycliek te lezen die het neoliberale kapitalisme als onethisch en inhumaan beschouwde). In werkelijkheid vond de kleine groep religieuze nostalgici vooral bondgenoten bij een even kleine groep extreemrechtse politieke nostalgici.
Ontwereldlijking
De andere geestelijken en geëngageerde leken, de overgrote maar makke meerderheid, deden wat na de dood van Christus de leerlingen van Emmaüs in een eerste opwelling hadden gedaan : weglopen van de wereld en zich in de anonimiteit verbergen. Weg van de wereld wijdden ze zich bekommerd maar welhaast palliatief aan de krimpende gemeenschap. Hiermee gaven ze een weel zeer eigen interpretatie aan de jaar oude oproep van paus Benedictus XVI voor een ‘ontwereldlijking van de kerk’.
Ontwereldlijking werd dus verkerkelijking, waardoor de verstaanshorizon van de kerk binnenskamers kromp. En dat terwijl sociologen en psychologen in de samenleving een niet gestilde spirituele honger ontwaarden die hoogleraar sociale wetenschappen Christien Brinkgreve (Universiteit Utrecht) ook nog eens ‘het verlangen naar gezag’ noemde. Waar bleef het morele gezag van een kerk die zo vele decennia de morele gids was geweest ? Onbetrouwaar was het geworden door het morele verraad van een deel van haar eigen voorgangers en verstopt achter de ongeloofwaardigheid van haar altijd weer herhaalde uitspraken over seks.
Gekneusd van de slagen die wellustig door de media waren toegediend, en boos op hun lethargische kerk, bleven de vele trouwe kerkmensen toch hun ‘ding’ doen. Dienstbaar maar vaandelvluchtig, want in het spoor van hun bisschoppen gebruikten ze te pas en vooral te onpas het woord ‘bescheiden’ om hun onhoudbare positie te rechtvaardigen. Die bescheidenheid begon irritant te worden en klonk zelfs arrogant. Ze gingen er bovendien aarzelend van uit dat, hoewel ze op de publieke fora vooral hun mond hielden, ‘de hoop alsnog doorgegeven zou kunnen worden door ons, kleine niemendallen die we zijn’, zoals Romain Allain-Dupré het zo mooi verwoordde (interview in weekblad La Vie), maar ze deden dat zonder de enthousiaste vrijmoedigheid van die jonge Franse bekeerling.
Franciscus
Zo begon kerkelijk 2013. Vermoeid en machteloos, zoals ook de paus eruit zag. Zo moe en zo krachteloos dat hij er in februari de brui aan gaf. Sinds vele eeuwen niet meer gezien, waardoor de media plotseling met een andere dan schandaalblik naar Rome keken : zou er iets bewegen ? En er bewoog iets. Een maand later was er een nieuwe paus, een Argentijn (van Italiaanse komaf) die op geen enkel lijstje van papabili stond (Jan Becaus en Rik Torfs, die bovenal meenden dat er toch niets zou veranderen in het verstarde Rome, stamelden hun onwetendheid uit ten aanhore van de kijker).
Die nieuwe paus nam de naam Franciscus aan, de naam van de armoede – nederig maar niet bescheiden – en kegelde hiermee met één stroke de verwijten over de rijke kerk van tafel. In zijn eerste publieke optreden zei hij bovendien niet veel meer dan ‘goede avond’. Een gewone sterveling was baas van de kerk geworden ! Kon dat in dat verroeste huis vol oude mannen die de regels bepaalden ? De wonderen waren blijkbaar de wereld nog niet uit. Het leek wel of de kerk herboren was. ‘Je kunt niet beter geboren worden dan in een periode waarin men alles heeft verloren’, zei Simone Weil ooit.
Na een amechtige maar mislukte poging van sommige media om de nieuwe paus te verbinden met de militaire dictatuur in Argentinië, waardoor ze hoopten toch hun grote gelijk te halen over een kerk die corrupt is, begon de revolutie in de kerk. Een merkwaardige revolutie, want de structuren werden niet meteen omgegooid. Het leek wel het omgekeerde van de uitspraak uit de roman De Luipaard (Il Gatopardo) van Giuseppe Tomasi di Lampedusa : ‘Alles moet veranderen, zodat alles hetzelfde kan blijven.’
Als paus Franciscus nog niet meteen iets veranderde aan rechtsregels, voorschriften, richtlijnen en eigenlijk ook nog niet aan de bestuurlijke organisatie van de kerk, was dat omdat hij heel goed wist dat met te veranderen er niets veranderd geraakt, tenzij de mentaliteit verandert. Eerst het leven, dan de wet. Dat is wat Franciscus deed, het leven de kerk een schop doen geven. Hij creëerde hierdoor een vrijplaats. Bovenal stuurde hij zijn kerkleden buiten de muren die zij rond hun kerkelijk denken hadden opgetrokken. Franciscus pleitte meteen voor ‘een kerk die geen schrik heeft om ’s nachts naar buiten te gaan om antwoorden te geven op de existentiële vragen van de hedendaagse mens en om hem te helpen om opnieuw te durven geloven.’
Dat de nieuwe paus iemand als kardinaal Burke aan de deur heeft gezet, is geen toeval. Evenmin dat bepaalde eertijds zogenaamde ‘pausgetrouwe’ kringen nu niet alleen hun rug keren naar het kerkvolk maar ook naar de paus. In 2013 is de aanzet gegeven tot het tweede deel van het Emmaüsverhaal : de leerlingen wordt gevraagd om de beslotenheid van Emmaüs te verlaten en terug te keren naar de wereld.
2013 werd uiteindelijk voor de katholieke kerk geen bewogen maar een bewegend jaar. 2014 wordt een cruciaal jaar. Het recept is opgediend, nu moet het worden gegeten. ‘The proof of the pudding is in the eating.‘ Niet alleen Rome maar ook de lokale kerken moeten nu hun moed en hun capaciteit om te veranderen bewijzen. In Vlaanderen is de ‘fusieoperatie’ van parochies daar een goede test voor : wordt het inkrimpende terugtocht uit de samenleving (zoals het eerst leek te worden) of wordt het een strategische schaalvergroting naar de samenleving (zoals het nu aangekondigd wordt) ?
Mark Van de Voorde is onafhankelijk publicist-columnist, gewezen hoofdredacteur Kerk+Leven en gewezen raadgever-speechschrijver van Herman Van Rompuy, Yves Leterme en Steven Vanackere.
www.doorbraak.be