In februari verschijnt een specifiek voor Vlaanderen uitgebreid boek over Didier Reynders. Dirk Rochtus wachtte niet zo lang en dook alvast in de recent gepubliceerde Franstalige versie “Didier Reynders sans tabou” (Racine).
In het boek Didier Reynders sans tabou gaan twee gerenommeerde Franstalige journalisten op zoek naar de mens achter het beeld dat we van de ook in Vlaanderen niet onomstreden liberale politicus hebben. Eén ding is zeker : Didier Reynders is een politiek dier zoals we er weinig hebben in België. Gespreid over 25 hoofdstukken antwoordt Didier Reynders, minister van Buitenlandse Zaken, op de meest indringende vragen over zijn privé- en openbare leven. De lezer leert niet alleen de mens Reynders beter kennen, maar krijgt ook inzage in het reilen en zeilen van de Belgische politiek zoals de gedreven Franstalige liberaal die heeft ervaren en nog altijd ervaart.
Reynders (Luik, 6 augustus 1958) stamt langs vaderszijde uit Limburg, maar zijn overgrootouders hadden zich in Luik gevestigd op zoek naar werk. Nooit heeft Reynders zijn grootmoeder Nederlands horen spreken. Toen hij als jongeman op vakantie was aan de kust, verkeerde hij er met Franstaligen en hij geeft zelf toe hoe dat niemand van hen op het idee kwam om er Nederlands te praten – hoe ‘politiek incorrect’ die opmerking vandaag ook moge klinken (p. 12). De taal van de Vlamingen heeft Reynders al doende leren beheersen. Dat komt omdat hij naar eigen zeggen ‘durft praten’. Hij heeft ‘le goût de la parole‘ (de smaak van het gesproken woord). Schrijven is aan hem niet besteed, spreken doet hij liever, en hij raadt een kersvers politiek mandataris dan ook aan om vanaf het begin het woord te nemen. Zijn keuze voor de advocatuur en de politiek lag in de lijn van die liefde voor het gesproken woord.
Ontmoetingen
Hoe je leven verloopt, hangt ook af van de personen die je levenspad kruisen : ‘Ce sont les rencontres avec des personnes qui sont déterminantes dans la vie.‘ (p. 18; ‘Het zijn ontmoetingen met personen die bepalend zijn voor het leven’). Reynders noemt de onlangs overleden François Perin als de professor die hem door zijn passie voor het grondwettelijke recht wist te boeien, maar het is vooral de figuur van de liberale politicus Jean Gol die zijn leven een nieuwe wending gaf. In 1982 ging Reynders aan de slag op het kabinet van Gol, minister van Justitie en van Constitutionele Hervormingen en zo kreeg hij de smaak van de politiek te pakken, ‘de dossier en dossier, de négociation en négociation‘ (p. 18; ‘van dossier tot dossier, van onderhandeling tot onderhandeling’), politiek als het middel om je ideeën te realiseren, om iets in beweging te zetten (p. 61). Reynders wierp zich in de actieve politiek, werd verkozen als gemeente- en later als provincieraadslid en klom zo de politieke ladder op tot waar hij nu beland is, op Buitenlandse Zaken. Dat is zeker niet zijn eindstation, maar ‘Si on me propose un jour de devenir Premier ministre, pourquoi pas – mais je suis prêt à travailler avec celui ou celle qui est porté par une majorité.‘ (p. 204; ‘Indien men me op een dag voorstelt premier te worden, waarom niet – maar ik ben bereid om te werken met hem of haar die door een meerderheid wordt gedragen’). Reynders is een man die de uitvoerende macht weet te smaken, ook vanuit het besef ‘que c’est le gouvernement qui est à la manoeuvre.‘ (p. 24; ‘dat het de regering is die aan de hefbomen zit’). Maar hij voegt er de hoop aan toe dat er een formule wordt gevonden om een betere rolverdeling tussen regering en parlement te verkrijgen.
Natie
Reynders verwijst vaak naar het gedachtegoed van Gol. Hoe deze droomde van een fusie van de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest (p. 41), wat verijdeld werd door de Parti Socialiste (PS). Hoe Gol niet zozeer francofiel, dan wel ‘francolâtre‘ was (p. 79). Vanuit die mateloze bewondering voor alles wat Frans is, schreef Gol ook : ‘Il faut donner aux francophones une nation à aimer.‘ (‘Men moet de Franstaligen een natie geven om te beminnen’). Net zoals de Vlamingen hun Vlaanderen hebben, zo zouden de Franstaligen van België volgens Gol een Franstalige entiteit moeten hebben en beminnen. Reynders zelf heeft ‘une fierté plus belge que wallonne‘ (‘een trots die meer Belgisch dan Waals is’) en voelt zich ook Europeaan. Hij gelooft dat België evolueert naar een structuur met vier (Vlaanderen, Wallonië, Brussel en de Duitstalige Gemeenschap). De kwestie Brussel verhindert het uiteenvallen van België, Brussel in het België van vandaag, is als ‘de melk in de koffie’ (p. 80), je krijgt het er niet meer uit.
N-VA
In het interviewboek passeert de Belgische en de Waalse politiek van de afgelopen vier decennia de revue. Alle dossiers van Cockerill-Sambre tot de bankencrisis komen aan bod, net zoals de grote namen die er een rol in hebben gespeeld. Uiteraard ontbreken bespiegelingen over de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) niet. Reynders merkt op dat N-VA een ‘geslaagde hold-up’ heeft gepleegd op de Open Vld, maar ondanks haar liberale kijk op de sociaaleconomische dossiers toch een conservatieve partij is gebleven (p. 202). Hij weet niet goed of N-VA bereid is om mee te besturen op het federale vlak, maar als het zo zou zijn, ‘beaucoup de choses deviendraient possibles.‘ (p. 203; ‘zouden veel dingen mogelijk worden’). Reynders blijft in contact met de mensen van N-VA, maar wacht het resultaat van de verkiezingen af. In ieder geval verzet hij er zich tegen om bij voorbaat N-VA uit te sluiten : ‘Mais lancer une exclusive à l’égard de la N-VA, non. Ma limite, ce sont les extrêmes: extrême droite et extrême gauche.‘ (p. 206 ; ‘Maar N-VA bij voorbaat uitsluiten, neen. Mijn grens, dat zijn de extremen : extreemrechts en extreemlinks’).
Toekomst
Als iemand die zich als een vis in de internationale wateren voelt, ziet Reynders de toekomst van België niet los van die van Europa. Volgens hem gaat de Europese Unie een meer federale structuur ontwikkelen, met de Europese Commissie als regering, en waarin de Belgische federatie zich gaat integreren met meer en meer eigen bevoegdheden voor het regionale en lokale niveau. Voor de Fédération Bruxelles-Wallonie als instiutioneel onding ziet Reynders geen toekomst weggelegd : ‘Au lieu de rassembler, elle a séparé.‘ (p. 222; ‘In plaats van bijeen te brengen heeft ze voor de scheiding van de geesten gezorgd’).
De Nederlandstalige versie verschijnt einde februari bij Uitgeverij Pelckmans onder de titel Didier Reynders. Zonder taboe. Het boek zal een extra deel omvatten, specifiek voor/over Vlaanderen.
Dirk Rochtus – www.doorbraak.be .