We hebben in korte tijd drie peilingen over ons uitgestort gekregen. Ze lagen alle drie in dezelfde lijn en bevestigden daarmee de stilaan wijdverspreide indruk dat de race al gelopen is. Als de N-VA het hoofd koel houdt en een foutloos campagne parcours rijdt, dan zal de partij de verkiezingen glansrijk winnen en uiteindelijk landen op iets meer dan dertig procent. Dat lijkt de algemene consensus vandaag.
Gedaald in de peilingen
Wat daarbij nogal snel wordt vergeten is dat de N-VA in de aanloop naar de lokale verkiezingen veel hogere toppen scheerde in de peilingen. In die periode (vanaf de vorming van Di Rupo 1 tot de lokale verkiezingen, het roze veld in onderstaanden grafiek) haalde de N-VA gemiddeld 36,9%. Die hoge score ging bovendien niet of nauwelijks ten koste van het Vlaams Belang, dat toen gemiddeld 10,2 % liet optekenen. De V-partijen samen haalden gemiddeld 48,4 %. Als we per peiling ook een zetelverdeling berekenen voor het Vlaams Parlement (124 zetels), dan komen we in die periode op een gemiddelde van 62,8 : een absolute meerderheid. In niet minder dan 8 op de 12 peilingen is de V-meerderheid een feit. In mei 2012 haalden de V-partijen (virtueel) zelfs 70 zetels ! Dat de N-VA mathematisch incontournable zou worden leek op dat moment haast een uitgemaakte zaak.
Na de lokale verkiezingen is het tij dan beginnen keren voor de V-partijen. In de 16, peilingen die er sindsdien geweest zijn, halen ze gemiddeld nog maar 44,6% of 57,6 zetels in het Vlaams Parlement. De V-partijen haalden in slechts twee peilingen de absolute meerderheid van zetels en slechts in twee peilingen de absolute meerderheid van zetels en slechts in twee bijkomende peilingen de blokkeringsdrempel van 61 zetels (rekening houdend met één zetel voor het UF). Vanaf oktober 2013 blijven de V-partijen constant een eind onder die drempel. Zelfs als de N-VA gelijk heeft en PVDA+ wint een paar zetels waardoor de blokkeringsdrempel tot 59 zou zakken), dan nog lijkt mathematisch incontournable worden te hoog gegrepen voor de N-VA. Het gemiddeld aantal V-zetels in de drie jongste peilingen is slechts 55. Maar anderzijds tekent er zich sinds begin dit jaar wel een lichte ombuiging af van de delende trend.
Tussen haakjes : dat Jean-Marie Dedecker uiteindelijk heeft beslist om op te komen voor de Kamer en niet voor het Vlaams Parlement is ook geen goed nieuws.
Het Vlaams Parlement is dan misschien een ‘smurfenparlement’, wat dat ook moge betekenen, het is wel de samenstelling van dat parlement die wel eens cruciaal zou kunnen zijn voor de toekomst van België. En het is lang niet zeker dat de persoonlijke fans van Dedecker voor het Vlaams Parlement allemaal naar N-VA of Vlaams Belang zullen switchen.
Zoals blijkt uit de grafiek is de dalende tendens van de V-stemmen sinds de lokale verkiezingen niet te wijten aan een achteruitgang van het Vlaams Belang : die partij schommelt constant rond de 10 procent, op een paar ups en downs na. Het is de N-VA die na de lokale verkiezingen pluimen verloren heeft in vergelijking met de periode voordien.
De partij haalt sindsdien een gemiddelde van 33,4%, een verlies van 3,5 procentpunten. Hoe zou dat komen ?
Wellicht weerspiegelden de hoge scores vanaf eind 2011 vooral de frustratie bij de Vlamingen over het opzij zetten van de N-VA bij de regeringsvorming. Die boosheid zou dan na de lokale verkiezingen geleidelijk aan zijn weggeëbd, waardoor de N-VA opnieuw marktaandeel verloor. Dat is echter weinig waarschijnlijk. De spectaculaire doorbraak bij de lokale verkiezingen en de snelle coalitievorming in Antwerpen hebben de N-VA juist een extra boost bezorgd. Het kortstondige moment de gloire van de regering Di Rupo kwam er pas einde juni 2013, maar toen was de daling van de N-VA in de peilingen al een tijd bezig.
Kunstmatig
Ik vermoed dat de lagere scores van de N-VA na de lokale verkiezingen voor een stuk kunstmatig zijn? Waarschijnlijk zijn de peilingbureau’s het resultaat van de provincieraadsverkiezingen gaan gebruiken als nieuwe benchmark bij het herwegen van de ruwe peilingsresultaten. Het leek hun te gewaagd om voor de N-VA een percentage te voorspellen dat tien procentpunten hoger lag dan bij de echte peiling’ van de provincieraadsverkiezingen (toen haalde N-VA 28,5 %). De peilingen van La Libre vertonen de meest abrupte correctie van het N-VA-percentage : op 5 september 2012 haalde de N-VA nog 40,1 % (overigens het grootste percentage ooit voorspeld voor de N-VA), bij de volgende peiling van 30 november 2012, wordt dit opeens sterk naar beneden bijgesteld tot 35,4%. Op 14 september 2012 haalde de N-VA nog 36,3 % in de VRT/DS-peiling, bij de daaropvolgende peiling, op 24 mei 2013, nog slechts 32,1%.
Bij Le Soir is het patroon anders. Daar handhaaft men nog één keer de hoge N-VA score na de lokale verkiezingen (36,6% op 25 november 2012) en gebeurt de bijstelling pas nadien (33,6% op 25 maart 2013).
Het is echter goed mogelijk dat het provinciale resultaat een onderschatting was van het werkelijke marktaandeel van de N-VA. De traditionele partijen hadden een bonus bij die gemeenteraadsverkiezingen (omdat ze veel meer konden uitpakken met populaire burgemeesters en schepenen) en dit straalt af op het resultaat van de provincieraadsverkiezingen.
Dat de N-VA voor zo een ‘moeilijke’ verkiezing toch nog tegen de dertig procent haalde doet vermoeden dat de partij bij een ‘gemakkelijke’ verkiezing wel eens ruim boven de dertig procent zou kunnen scoren. Temeer daar de partij de jongste weken met succes lijkt in te beuken op het centrumrechtse electoraat van CD&V en VLD, en bovendien verbazend goed weg blijft komen met de voortdurende dubbelzinnigheid over het confederalisme.
Als deze redenering klopt, dan wordt de werkelijke sterkte van de N-VA systematisch onderschat in de huidige peilingen. Wie weet zaten de peilers in de eerste helft van 2012 veel dichter bij het resultaat dat over vier weken uit de bus zal komen. Zou dat de verrassing van 25 mei kunnen worden ?
Prof. Dr. Bart Maddens