De hele twintigste eeuw door streden de Koerden, die verspreid leven over Irak, Iran, Turkije en Syrië, voor meer autonomie binnen deze staten. Er vloeide veel bloed; foltering, verbanning en dood vielen vele Koerdische militanten ten deel. De Koerden zijn nu terug van weggeweest.
De Koerden werken met relatief succes aan hun opgang in die landen die voortgekomen zijn uit het Ottomaanse Rijk, namelijk Turkije, Irak en Syrië. Geleden hebben ze altijd als die staten of de regimes ervan sterk en stabiel waren. Nu profiteren ze van de verzwakking van die staten die het gevolg is van een hele omwenteling in de regio. De grenzen vervagen die na de val van het Ottomaanse Rijk werden getrokken op basis van het Sykes-Picot-Akkoord uit 1916 tussen Britten en Fransen. Overal ontstaan er nieuwe staatkundige entiteiten. Irak dreigt uiteen te vallen in drie delen (in een sjiitisch, soennitisch-Arabisch en een Koerdisch gedeelte), en Syrië lijkt een zelfde lot te ondergaan met het zogenaamde kalifaat van de terreurgroep ISIS en met het ontstaan van Rojava, een autonoom Koerdisch gebied. Turkije houdt als staat nog stand, maar blijft het een eenheidsstaat wanneer ook de Turkse Koerden meer en meer op autonomie zullen hameren ? De Koerdische kwestie overstijgt de nationale grenzen. De vraag is of ze een eigen staat of eigen staten zullen verwerven of dat ze een virtueel Koerdistan op basis van culturele en economische banden zullen tot stand brengen.
Assad-regime
In Syrië leven bijna drie miljoen Koerden, een tiende van de Syrische bevolking. Twee miljoen ervan leven verspreid over drie regio’s in het noorden van Syrië, in Efrîn (een half miljoen), Kobanê (400 000) en Cizîre (1,2 miljoen). De Koerden hebben het hier over West-Koerdistan of Rojava (terwijl ze het zuidoosten van Turkije Noord-Koerdistan, het noorden van Irak Zuid-Koerdistan en het Koerdische deel van Iran Oost-Koerdistan noemen). Het Assad-regime zag de Koerden in de buurlanden als hefboom om daar onrust te stoken. Vandaar dat Abdullah Öcalan met zijn Koerdische separatistenbeweging PKK in de jaren ’90 van de vorige eeuw onderdak in Syrië kreeg. Tot het Turkije teveel werd. Ankara oefende zoveel druk uit op Damascus dat Öcalan het land in 1998 moest verlaten. Met het Adana-Akkoord beloofden Turkije en Syrië samen te werken in de strijd tegen het ’terrorisme’, bedoeld was de strijd tegen het streven van de Koerden naar meer autonomie binnen beide landen.
Ook in Syrië duurde het leed van de Koerden voort. Onderwijs in het Koerdisch kon niet; vele honderdduizenden Syrische Koerden waren stateloos en konden geen burgerlijke rechten uitoefenen. Toen de Koerden van Noord-Irak in 2004 meer autonomie verwierven, juichten hun Syrische broeders en zusters dit toe. Tot ongenoegen van de Syrische Arabieren. Tijdens een voetbalmatch in de Syrische stad Qamishli beledigden Arabisch-soennietische fans de Iraaks-Koerdische leiders Talabani en Barzani. Het kwam tot rellen tussen Syrische Koerden en Arabieren waarbij vele doden vielen.
Rojava
De situatie veranderde na het uitbreken van de opstand in Syrië in maart 2011. Assad trok zijn troepen terug uit de door Koerden bewoonde regio’s in het noorden van het land om zich beter te kunnen focussen op die gebieden waar de oppositie tegen zijn bewind sterk stond. De Koerdische Partiya Yekitiya Demokrat (PYD) of Democratische Eenheidspartij vulde als sterkste macht ter plekke het vacuüm op en begon aan de uitbouw van een eigen administratie in de kantons Efrîn, Kobanê en Cizîre; haar gewapende arm is de Yekineyen Parastina Gel (YPG) of de ‘Beschermingseenheden van het Volk’. De PYD zou een ideologische affiliatie hebben met de PKK. Ze behoort tot Unie van Gemeenschappen in Koerdistan (Koma Civaken Kurdistan, KCK), een parapluorganisatie van de PKK. De PYD profiteerde dus van de verzwakking van het regime en de fragmentatie van de oppositie. Vele mensen rekenen voor hun veiligheid op de YPG, de militaire arm van de PYD. In november 2013 werd de zichzelf besturende administratie Rojava (West-Koerdistan) uitgeroepen met de installatie van een overgangsregering en een parlement met 82 afgevaardigden. De PYD ontkende dat dit een eerste stap naar afscheuring van Syrië zou zijn. De bedoeling zou erin bestaan om een democratische vredelievende orde in het leven te roepen waaraan een toekomstig pluralistisch Syrië zich zou kunnen spiegelen. Volgens de PYD zou het Rojava-project een ‘sociale confederatie tussen vertegenwoordigers van door Koerden bewoonde gebieden van Efrîn, Kobanê en Cizîre’ vormen. Het door de PYD gedomineerde Rojava installeerde ook eigen volksrechtbanken (mahakin shaabiya) en een eigen politiemacht (asaysh).
Vrouwenrechten
Er leeft ook kritiek op de PYD. Zo zou ze het politieke leven in Rojava domineren en zich schuldig maken aan schending van de mensenrechten. Human Rights Watch (HRW) stelde hierover een rapport op, maar wijst er wel op dat er hoop op beterschap is in de Koerdische gebieden. Zo zouden schendingen van mensenrechten een uiteraard te veroordelen nevenverschijnsel van de politieke transformatie, maar geen wezenskenmerk van de heerschappij van de PYD uitmaken. HRW-medewerkers konden onaangekondigd gevangenissen bezoeken en met oppositionele krachten spreken. Positief is ook dat de doodstraf werd afgeschaft, dat de conventies van de mensenrechten integraal deel uitmaken van de nieuwe grondwet van Rojava en dat er vrouwenquota van 40 % bestaan. Vrouwenrechten betekenen inderdaad veel voor de Koerden. Het is geen toeval dat heel wat vrouwen opgenomen zijn in de YPG en in de politiemacht. Een ander punt van kritiek luidt dat de PYD teveel zou aanleunen bij het regime in Damascus. De PYD antwoordt daarop dat het een strategische beslissing was om de confrontatie met Damascus niet aan te gaan en beschrijft zichzelf als de ‘derde weg’ tussen het regime en de oppositie.
Samenwerking
Naarmate de macht van de PYD groeide, verslechterden de relaties met andere Syrische Koerdische partijen en met de Iraaks-Koerdische partij KDP. Eind juni 2014 sloten PYD en KDP toch een akkoord met elkaar. Zo zouden ze elkaar niet meer aanvallen in de pers, grensproblemen aanpakken en ervoor zorgen dat elke Koerdische partij actief zou kunnen worden in Rojava. Ook de ISIS-terreur noopt tot samenwerking. Abdulkerim Saroxan, defensieminister van het kanton Cizîre, pleitte voor een gemeenschappelijke defensiepolitiek met de Koerden van Noord-Irak, de Kurdish Regional Government (KRG). Turkije zelf was niet opgezet met het ontstaan van Rojava, niet alleen omdat de PYD een aftakking van de PKK zou zijn, maar omdat er met dat gebied naast de KRG weeral een autonoom Koerdisch gebied bijkwam aan zijn zuidelijke grens. Dat alles zou de eigen Turkse Koerden wel eens op gedachten kunnen brengen om meer autonomie te eisen. Dat doen ze dan ook.
Terreur
Assad liet de Syrische Koerden na tientallen jaren onderdrukking los, maar dat betekent niet dat ze zich geen zorgen meer moeten maken. De jihadis van ISIS zaaiden de laatste maanden terreur in Rojava, het Koerdische gebied van Syrië. Freelance journalist Toon Lambrechts en documentairemaker Roel Pulinx hebben over die terreur tijdens hun bezoek aan Rojava in maart 2014 een beklijvende reportage gedraaid. De Syrische Koerden vochten terug tegen deze nieuwe vijand en slaagden erin rust en orde in de regio te doen weerkeren. Maar het gevaar is niet geweken. Misschien kunnen de Syrische Koerden van hun kant bijdragen tot een politieke oplossing voor Syrië. In Noord-Irak hebben ze bewezen dat ze voor democratie en voor law and order kunnen zorgen. Als dat ook lukt voor Syrië, groeit er wellicht hoop voor de wijdere regio.
Koerdische Lente
Volgens vele analisten is de Arabische Lente uitgedraaid op een Arabische Winter, maar de Koerdische Lente zelf is nog niet in de knop gebroken. Uit die laatste kunnen drie conclusies worden getrokken.
1° Er groeit meer samenwerking onder de Koerden, ook al bestaan er nog spanningen. Of zoals de politicoloog Aliza Marcus opmerkt : ‘The real fear isn’t that Syria will be divided. It’s that he Kurds are uniting’ (De echte vrees is niet dat Syrië zal worden opgedeeld, maar dat de Koerden zich aan het verenigen zijn).
2° De Koerden genieten meer sympathie in het Westen omdat de oude staten verzwakken en zijzelf een baken van stabiliteit vormen. De Koerden zijn nationalisten, geen islamisten. Of zoals Ofra Bengio, hoofd van het Kurdish Studies Programme van het Moshe Dayan Centre van de universiteit van Tel Aviv stelt : ‘(…) because the Kurds have made headway in the United States and in the West, where they proved their loyalty and lack of religious extremism’ (… omdat de Koerden goed scoren in Amerika en in het Westen omdat ze blijk gaven van loyaliteit en wars zijn van religieus extremisme).
3° De Koerden zetten in op de Globalisering.
Het is mogelijk dat de Koerden geen eigen Koerdische staat, een Groot-Koerdistan in staatkundige zin, kunnen vormen, maar ze kunnen hun doel, de vorming van een Koerdische natie, ook met andere middelen bereiken. Ze kunnen ernaar verwijzen dat in tijden van globalisering staatsgrenzen minder belangrijk zijn en intussen verder werken aan het knopen van economische en culturele banden die het Koerdische natiegevoel over de grenzen heen versterken in de richting van een virtueel Groot-Koerdistan. Tegelijk vermijden ze zo de woede op te wekken, niet alleen van de staten van het Midden-Oosten, maar ook van de wereldmachten, en kunnen ze zichzelf verder positioneren als garanten van orde en stabiliteit.
Informatie : http://www.kurdishinstitute.be/rojava-infotour-vier-lezingen-over-de-koe…
Dirk Rochtus – www.doorbraak.be