Boudewijn, Diana, Luc en Fabiola. Wat zijn we anders gaan rouwen.
www.doorbraak.be – door Harry De Paepe.
Tijdens de zomer van 1993 riep m’n moeder me uit bed. Met een voor haar ongewoon plechtstatig timbre in haar stem kondigde ze aan dat koning Boudewijn was overleden. Als jong ventje vond ik dat behoorlijk indrukwekkend, zo een koning die sterft. Maar mijn, voor het overige republikeinse, moeder was nu ongewoon aangedaan. Ik begreep het niet. Zij was altijd diegene die vreemde dingen zei over de koning terwijl de juffen en de meesters van de lagere school altijd heel gewichtig deden over de vorst diens dynastie. Ik zat in het Gemeenschapsonderwijs dat niet zo lang voor het overlijden van Boudewijn nog het Rijksonderwijs heette. We kregen zelfs standaard een vrije dag op 15 november.
De hysterie rond Boudewijns overlijden is me altijd bijgebleven als een bizar moment in ons collectief gedrag. Plots legden we bloemen aan het paleis, kwam er een mensenmeute de opgebaarde koning groeten – diezelfde man die de abortuswet niet wilde tekenen en daarom onder vuur lag – en gaapten we naar een lelijke lijkprocessie waarbij de kist op een rammelend affuit lag achter een kakigroen militair voertuig. Stijlloos. Will Tura zong op de nationale begrafenis. Alsof ze in Laken dagelijks naar zijn plaatjes luisterden. Maar, zoals Rik Torfs onlangs in De Standaard wees op de woorden van Karel Dillen, ‘de dood van elk mens is een tragedie’.
Zou de begrafenis van Lady Di, prinses van Wales, vier jaar later leentje buur hebben gespeeld in Brussel ? De massahysterie was in het tot dan stoïcijnse Albion het kwadraat van Boudewijns treurende onderdanen. Huilenden gooiden bloemen naar de voorbij rijdende – en perfect, want eigenlijk voor de Queen Mother, geregisseerde – rouwstoet. Elton John en zijn nieuw haar zong op de nationale begrafenis. Eeuwenoude protocoltradities werden overboord gegooid, omdat The Sun en andere rioolbladen de schreeuw van de massa verwoordden. ‘The People’s Princess’ sprak Tony Blair stotterend.
Kort na Boudewijns overlijden werd er met grote ernst gedebatteerd over de heiligverklaring van de koning. ’t Is serieus. U leest het niet verkeerd. ‘Santo subito !’ was heus geen unicum voor Johannes Paulus II, neen, de Belgische koning was hem voor. Het is er evenwel niet van gekomen. De jaren ’90 vormen een interessante breuklijn in het Europese rouwen. De gillende tieners van de jaren ’60 vervelden dertig jaar later tot een buitenissig en even gillend rouwend volkje. Hun ouders schudden meewarig het hoofd net als in de tijd van de langharige Beatles. Zij rouwden in stilte aan de straatkant, de hoed of pet afnemend. Te luid wenen was ongepast. Ze hadden een oorlog meegemaakt, zie je. De genoemde ‘Queen Mother’ kende nog zo’n klassieke stoïcijnse begrafenis in 2002, maar ze was dan ook al stokoud. En Twitter bestond nog niet.
Vandaag leven we in een ander land. Fabiola laat de menigte zichtbaar koud. De reactie op Luc De Vos’ afsterven, markeert een andere mentale kentering. De eerste reacties op het overlijden van de koningin klinken en ogen helemaal anders dan in 1993. De generaties die als kind in de klas luisterden naar de sprookjes van koningin Fabiola – allé, ik toch – laten vandaag de hoffelijkheid achterwege. Hoffelijkheid is ‘so’ twintigste eeuws. Niet dat ik, zoals mijn moeder zaliger, plots diep getroffen ga contempleren over Fabiola, maar ik ga ze evenmin met pek en veren bedelven. Over Luc De Vos kunnen we blijkbaar alleen maar discussiëren over wie en wat hij nu precies zou geweest zijn.
Het cynisme van de tieners die Kurt Cobain als een held vereerden steekt fel af tegen het gegil van hun ouders. ‘I’d rather be hated for who I am, than loved for who I am not’, zou Cobain ooit gezegd hebben.
foto’s : gemeentelijke begraafplaats Hove.