De boerkini juridisch bekeken
Raf Praet werpt een juridische blik op de boerkini, godsdienstvrijheid en onze Grondwet.
Enkele dagen geleden werd bekendgemaakt dat het ‘Interfederaal Gelijkekansencentrum’ (IGK) een onderzoek instelt tegen het verbod op de boerkini in openbare zwembaden in Antwerpen. Deze beslissing heeft ondertussen heel wat inkt doen vloeien over het vraagstuk of godsdienstvrijheid – en het dragen van een boerkini – prioriteit heeft op fundamentele verwezenlijkingen van onze samenleving, zoals de gelijkheid vrouw-man. Verschillende mensen hebben, in Doorbraak en elders overtuigend en afdoende de gelijkheid man-vrouw verdedigd in dit debat.Ik wil een conservatief antwoord op dit vraagstuk bieden door het argument van de godsdienstvrijheid strikt juridisch te benaderen.
Voorstanders van de boerkini beroepen zich op de godsdienstvrijheid, een principe dat terecht is verankerd in de grondwet, het basiscontract van onze samenleving. Artikel 19 van de Grondwet stelt: ‘De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd’.
De voorstanders van de boerkini gebruiken dit artikel van de Grondwet in hun argumentatie, maar maken hierbij twee fouten. Het artikel verdedigt geen vaag begrip ‘godsdienstvrijheid’, maar een strikte omschrijving hiervan, namelijk het openbaar uitoefenen van de eredienst. Bovendien wordt het openbaar uitoefenen van de islamitische eredienst niet gehinderd als een moslima geen boerkini mag dragen in een openbaar zwembad. Er staat immers nergens geschreven, noch in de Koran, noch in de geschriften van enige theologische autoriteit binnen de islam, dat een moslim zijn eredienst in een openbaar zwembad moet houden. Het debat over de boerkini valt dus niet onder dit artikel van de Grondwet, en heeft dus niets met ‘godsdienstvrijheid’ te maken.
Het mag duidelijk zijn dat uitdragers van de politieke correctheid, zoals het Interfederaal Centrum voor Gelijkheid van Kansen (IGK), te ver zijn doorgeschoten in het verdedigen van bepaalde doelgroepen, met als doel het waarborgen van de gelijkheid in de realiteit. Dusdoende hebben politiek correcte maatschappelijke spelers de basisvoorwaarde voor gelijkheid in de realiteit op de helling gezet. Deze basisvoorwaarde is en blijft gelijkheid voor de wet. Deze gelijkheid voor de wet wordt door het IGK ondergraven door een foute en vage lezing van artikel 19 van onze Grondwet.
Het zal aan een nieuwe, conservatieve generatie zijn om de gelijkheid voor de wet als basis voor een harmonieuze samenleving hoog in het vaandel te dragen, te koesteren en te verdedigen. En de eerste stap in het waarborgen van deze gelijkheid voor de wet is een goede kennis en lezing van de wet.
Raf Praet is klassiek filoloog en doet momenteel onderzoek naar de late oudheid in het kader van zijn doctoraat aan de universiteiten van Groningen en Gent.
Foto’s © Reporters.