De filosoof Johann Gottfried Herder zag het levenslicht in Oost-Pruisen. Guy Verhofstadt lust deze vader van het nationalisme rauw.
Door Dirk Rochtus – www.doorbraak.be .
De reis van de hoofdstad Warschau naar het noordoosten van Polen leidt naar een streek vol heerlijk in de zon glinsterende meren, zacht glooiende heuvels, eindeloos lange dreven en weidse vergezichten. Maar het is ook een reis in de geschiedenis. De huidige provincie Warmië-Mazurië behoorde tot 1945 als deel van Oost-Pruisen tot het Duitse Rijk. Het einde van de Tweede Wereldoorlog betekende ook het einde van de Duitse aanwezigheid in een gebied waar verschillende volken en culturen elkaar ontmoetten. Zo werd het dorpje Schönbruch (thans het Poolse Szczurkowo) doormidden gesneden door de nieuwe grens tussen de Poolse Republiek en de toenmalige Sovjet-Unie. Het landgoed van de plaatselijke ‘Junker’ brandde af bij de inval van het Rode Leger, de Duitsers vluchtten of werden verdreven zoals uit de rest van Oost-Pruisen. Hun plaats werd in Warmië-Mazurië op last van Sovjetdictator Stalin ingenomen door mensen uit het oostelijke, door de Sovjets geannexeerde deel van het vooroorlogse Polen. De Sovjets doopten Königsberg, de geboortestad van de filosoof Immanuel Kant in noordelijk Oost-Pruisen, om in Kaliningrad. De Polen zelf beschouwden de gewezen Duitse provincies Oost-Pruisen, Pommeren en Silezië – waarover eeuwenlang een getouwtrek met de Duitsers bestond – als ‘Ziemie Odzyskane’, de ‘herwonnen gebieden’.
‘Volksgeist’
Vandaag leeft dit ‘oostelijke’ Duitsland alleen nog voort in de herinnering. De kerken in bakstenen gotiek en de Teutoonse kastelen zijn er een tastbaar overblijfsel van evenals de geboorte- of woonplaatsen van bekende en minder bekende Duitse denkers en dichters. In Allenstein (thans het Poolse Olsztyn) bracht Wolfgang Harich (1923-1995), het latere ‘wonderkind’ van de culturele en filosofische scène in de Duitse Democratische Republiek (D.D.R.), een deel van zijn jeugdjaren door. Zijn droom van een herenigd Duitsland onder de vlag van een ‘vernieuwd socialisme’ leverde hem in de DDR zeven jaar celstraf op. In Mohrungen (thans het Poolse Morag) zag Johann Gottfried Herder (1744-1803) het levenslicht. Hij stelde zich het volk voor als een ‘levend organisme’ en geloofde ‘dat alle volken op aarde (…) een unieke, onherhaalbare identiteit hebben’. Daarom legde hij ook een verzameling ‘Volkslieder’ uit heel Europa aan als uitdrukking van de ‘Volksgeist’. Waar Herder objectief als geestelijke vader van het 19de eeuwse nationalisme wordt gezien, is hij in de ogen van de liberale politicus Guy Verhofstadt de baarlijke duivel als ‘de grondlegger van het identiteitsdenken dat zich uit in het verheerlijken van de eigen volksaard […]’ en waarvan de gaskamers van Auschwitz de ‘uiterste consequentie’ zouden zijn.[i] Dat Herder betreurde dat de mens zich had losgerukt van de natuur, betekent echter volgens Kevin Absillis niet dat hij terugverlangde naar ‘een premodern paradijs’. Wel is het zo dat Herder droomde van ‘moderne, homogene naties waarvan de smetvrije talen de unieke, in het verleden wortelende ziel zouden weerspiegelen.‘[ii] De Polen laten het debat niet aan hun hart komen. Zij eren in Herder ook ‘de vriend van de Slavische cultuur.’
[i] Guy Verhofstadt, ‘De toekomst van Europa zal postnationaal zijn of niet zijn’, De Standaard, 24 februari 2010.[ii] Kevin Absillis, Taal tussen tuin en wildernis. Een aanzet tot een historisch-discursieve analyse van het Vlaams tussentaaldebat, in : Kevin Absillis, Jürgen Jaspers, Sarah Van Hoof (red.), De manke usurpator : over Verkavelingsvlaams, Gent, 2012, p. 81.
coverfoto : Johann Gottfried Herder © www.irishtimes.com .