Vlaanderen moet, ondanks en tegen gigant AB InBev, zijn streekgebonden biercultuur koesteren.
Door Johan Sanctorum – www.doorbraak.be
Met deze racistische (want dat is het) leuze wil ik mijn grondige minachting uitspreken voor het bier-globalisme dat de gigant AB InBev uitdraagt. Sinds de recente fusie met SABMiller is er een concern ontstaan dat wereldwijd 1/3 van de markt controleert. Het door bierkenners terecht altijd weggehoonde wereldmerk Heineken wordt daarmee van de tabellen geveegd.
‘VerHeiniking’
Het fenomeen InBev, ontstaan uit Interbrew, zijnde de fusie in 1987 van de twee grote Belgische brouwerijen, Artois (Leuven) en Piedboeuf (Luik, Jupille), is tekenend voor een evolutie van kleinschalige kwaliteitszorg naar grootschalige marktlogica. Maar dat wringt met de identitaire kracht van het Belgische (en vooral Vlaamse) streekbier, gebrouwen in kleine fabriekjes, goed verscholen in meestal landelijke negorijen.
De vier elementen, aarde (gerst, hop), water, vuur (het brouwproces zelf) en lucht (de rondzwevende gisten !) komen samen in een uniek mengsel dat plekgebonden is, en voorbestemd tot lokale consumptie. Daar bestaan straffe verhalen over. Ooit bracht InBev de productie van het Hoegaardse witbier, dat het in 1985 had opgekocht, over naar het Luikse Jupille. Het werd een fiasco : het bier smaakte naar pis, niettegenstaande het recept van de Hoegaardse peetvader Pierre Celis nauwkeurig werd gevolgd. Een Hollands veevoederbedrijf kocht de Luikse stock op, en Hoegaarden kwam weer thuis. Maar niet helemaal. Om het rendement op te drijven, werd het bier vanaf dan twee keer zo straf gebrouwen, om het dan met water aan te lengen. Een Royco-versie dus,- weet wat u drinkt.
Zopas kondigde InBev aan dat het heel de installatie in Hoegaarden met de grond gelijk gaat maken om er een nieuwe fabriek neer te zetten die de Aziatische groeimarkt kan bedienen. 80% van het witbier gaat namelijk naar het buitenland. Onnodig te zeggen dat deze verHeiniking fataal is voor de Hoegaardse Blanche zelf. Als een streekbier wereldbier wordt, is het gealcoholiseerde limonade op zijn Braziliaans, geproduceerd naar de maatstaven van CEO Carlos Brito (jaarwedde : 4 miljoen Euro). En tot meerder heil van de aandeelhouders.
Eén bak per keer
Hier eindigt de globalistische mythe van de totale maakbaarheid en de verwisselbaarheid. Het Vlaamse streekbier is wereldberoemd omdat het zich van de wereld niets aantrekt, en leeft op de magie van de plek, geheime recepten, trage gistingsprocessen, vrouwelijke kwaliteitsprincipes die stammen uit middeleeuwse kruidenkeukens, voortgezet in amateuristische koterij. Geld is bijkomstig, het gaat om het ding zelf, zijn geheim, de makers, de kring errond, de plek.
Paradoxaal genoeg fascineert die verborgenheid en wekt ze enorme publieke nieuwsgierigheid op. Dat is de tragische ironie van kwaliteit. Het ‘best beer in the world’, de Trappist van Westvleteren, gebrouwen in een West-Vlaams gat van twee keer niks, is een bedevaartplek voor biertoeristen vanuit de vier windstreken. Maar de regels zijn onverbiddelijk : één bak, en niet meer, af te halen na bestelling. En men wil u dan minstens twee maanden niet meer zien. Hardnekkig verzet men zich tegen elke roep naar schaalvergroting. Dàt is pas klasse.
Het Geuze-café ‘In de Verzekering tegen de Grote Dorst’ (foto), uitgebaat door mijn vriend Yves Panneels, is alleen op zondagvoormiddag open. Resultaat : vanuit heel de planeet denderen bussen door het Pajottenland, op zoek naar deze herberg die vijfsterren kwoteringen krijgt in internationale biergidsen. Dat betekent voor Yves : nog minder reclame maken, zich nog beter verstoppen. Eigenlijk mocht ik het dus niet vernoemen. Want zijn café is maar een kleine living groot en men komt er als familie binnen.
U begrijpt : het Vlaamse bier moet zijn racisme handhaven. Een lelijk woord, maar we kunnen niet anders. Weg met de verdunning en de universalisering. Hoegaarden is van ons en voor ons. Dat de Singaporezen hun fluitjesbier zelf maar brouwen.
En vervang het woord bier in deze tekst gerust door een hoop andere termen die te maken hebben met smaak : vrouwen, boeken, gastronomie, muziek. Kwaliteit en kwantiteit gaan zelden samen. Daarom ben ik op politiek vlak een regionalist en geloof in de sterkte van kleine gehelen. Enkel open op zondagmorgen.
Johan Sanctorum is filosoof, publicist, blogger en Doorbraak-columnist.
Foto’s © Gazet van Hove.