Door Hendrik Vuye en Veerle Wouters .
Aan de vooravond van de kerstboodschappen van de Belgische koning Filip en zijn Nederlandse collega Willem-Alexander stellen Veerle Wouters en Hendrik Vuye een pertinente vraag : “Sire, wie heeft nog nood aan uw kerstboodschap ?” Beide Kamerleden publiceren begin 2016 een studie over het koningschap. Zowel de Belgische als de Nederlandse vorst houdt morgen al zijn derde kersttoespraak. Voor Wouters en Vuye het moment voor enkele kritische bedenkingen.
Koning Boudewijn houdt in 1961 voor het eerst een toespraak ter gelegenheid van Kerstmis. Hij doet dat niet elk jaar. Pas vanaf 1975 is er zonder onderbreking een toespraak. De toespraken van Albert II duren vrij lang (tot twaalf minuten). Regelmatig zorgen ze ook voor vuurwerk. Koning Filip houdt zich aan algemene thema’s. Zijn toespraak naar aanleiding van Kerstmis 2014 is bijzonder kort : vijf minuten. Hij zwijgt over de politieke situatie.
In Nederland ontstaat het gebruik met koningin Juliana (1948-1980). Onder koningin Beatrix (1980-2013) is het een jaarlijkse traditie.
Willem-Alexander blijft net als koning Filip weg van politiek gevaarlijke onderwerpen. Dit in tegenstelling tot zijn moeder Beatrix, die regelmatig voor ophef zorgt.
Wie houdt de pen ?
Wie is er aan het woord wanneer de koning spreekt ? André Molitor, gewezen kabinetschef van koning Boudewijn, schrijft dat de Belgische koningen het opstellen van hun toespraken beschouwen als een persoonlijk prerogatief. Dat onderscheidt het Belgische koningshuis van de andere.
De Nederlandse koning spreekt echter ook zijn landgenoten toe op kerstdag. Deze toespraak is ook een persoonlijk werkstuk, geschreven door de koning en dat in tegenstelling tot de troonrede bij de opening van het parlementaire jaar, want die wordt opgesteld door de ministerraad.
Ministeriële verantwoordelijkheid
De kersttoespraak valt in beide landen onder de ministeriële verantwoordelijkheid. In de praktijk gaat het om de politieke verantwoordelijkheid van respectievelijk de eerste minister en de minister-president. Hij kan hierop worden aangesproken in het parlement. Staatsrechtelijk is er geen vuiltje aan de lucht. Alles verloopt volgens de Grondwet. Blijkt echter dat die ministeriële verantwoordelijkheid in de praktijk flinterdun is.
In zijn memoires legt Jean-Luc Dehaene uit hoe men concreet te werk gaat : “Over die toespraken bestaan heel wat misverstanden. Het paleis bepaalt autonoom de thema’s en schrijft de basistekst : daar ben ik als premier nooit in tussenbeide gekomen. Ik kreeg de tekst wel voorgelegd tijdens een audiëntie. De inhoud moet nu eenmaal politiek gedekt zijn door een minister. Ik moest de rede ter plaatse lezen en kon wijzigingen suggereren, meestal omdat sommige formuleringen tot discussie of tot politieke heibel zouden kunnen leiden. In de zeven jaar dat ik premier was, hebben de koninklijke toespraken nooit tot grote discussies aanleiding gegeven.”
Wilfried Martens legt in 2012 in La Libre Belgique een gelijkaardig getuigenis af over zijn ervaringen met Boudewijn. Hij verklaart dat Boudewijn hem op het einde van een audiëntie zijn tekst voorlegt. Hij mag die ter plaatse lezen en moet onmiddellijk antwoorden.
Carla van Baalen en Jan Willem Brouwer analyseren 25 jaar koninklijke toespraken in Nederland. Ook daar geldt de ministeriële verantwoordelijkheid van de minister-president. Blijkt echter dat minister-president Ruud Lubbers (1982-1994) het niet eens nodig vindt om de kersttoespraken van tevoren te lezen. Naar eigen zeggen heeft hij dat ook nooit gedaan. De toets is ook in Nederland uiterst marginaal.
Politiek vuurwerk op Kerstmis onder Albert II en Beatrix
Albert II zorgt op Kerstmis 2012 voor vuurwerk. Het is een korte passage, maar ze kan tellen : “Altijd zoeken ze naar zondebokken voor de crisis, ofwel zijn het de vreemdelingen ofwel landgenoten uit een ander landsdeel. (…) De crisis van de jaren dertig en de populistische reacties die ze teweegbracht mogen niet worden vergeten. Men heeft gezien welke rampzalige gevolgen dat voor onze democratieën heeft betekend.”
De ezelsstamp van de koning naar de N-VA is vrij duidelijk, hoewel hij de naam van de partij niet uitspreekt. De Vlaamse pers is scherp voor de vorst. Op Knack.be zijn ook Vlaamse academici, waaronder een van ondergetekenden, kritisch. Volgens Franstalig premier Elio Di Rupo (PS) is de toespraak helemaal niet politiek. Hij verdedigt de toespraak in het parlement met hand en tand. Ook de Franstalige academicus-politicus Francis Delpérée (cdH) ziet er geen graten in. Hij stelt zelfs dat het gaat over “un discours qui répond parfaitement à la fonction royale”. Albert II is erin geslaagd Vlamingen en Franstaligen te verdelen.
Beatrix zorgt in 2007, 2009 en 2010 voor commotie. In 2010 bijvoorbeeld zegt Beatrix : “Het gevaar bestaat dat het gemeenschappelijke wordt verzwegen en verschillen worden uitvergroot. Dan worden de muren van vermeende tegenstellingen opgetrokken en verharden standpunten. Maar het is juist belangrijk te zoeken naar wat verbindt en elkaar over en weer te bemoedigen.” Geert Wilders (P.V.V.) hekelt deze ophemeling van het multiculti-ideaal door iemand die niet verkozen is.
Almaar scherper ? Of toch niet ?
De professoren Bart Maddens en Kristine Vanden Berghe analyseren de toespraken van Albert II. Er is grote continuïteit. Het is niet zo dat de toespraken almaar scherper worden, alhoewel die indruk wijdverbreid is.
De verwijzing naar “de jaren dertig” maakt veel lawaai in 2012. Ze zit echter reeds vervat in de toespraak van 21 juli 2002, maar niemand struikelt er dan over. Meer nog, zelfs het beruchte “omfloerst separatisme” (2006) gaat terug op Albert I. In 1932 waarschuwt die zijn eerste minister Jules Renkin voor : “une séparation administrative plus ou moins larvée lourde de périls pour l’avenir de la Belgique”.
Jan Willem Brouwer, historicus van het Centrum voor de parlementaire geschiedenis van de Radboud Universiteit, komt tot een gelijkaardige conclusie in Nederland. Beatrix hamert al jaren op tolerantie. Nu leest men van alles in de toespraken van Beatrix, verklaart hij aan NRC.
De toespraken van Albert II en Beatrix zorgen voor politieke polarisatie. Hun toespraken worden door de opiniemakers nauw in het oog gehouden. Ooit was de kersttoespraak een ‘fait divers’ dat ongemerkt voorbijgaat. Dat is sedert tien jaar niet langer het geval. De toespraken worden op een apothekersschaaltje gewikt en gewogen.
Politiek relevant koningschap ?
De Nederlandse NOS berichtte enkele dagen geleden dat Willem-Alexander op zoek is naar politieke relevantie. Hij wil meer gevoelige onderwerpen aansnijden, misschien reeds in zijn kersttoespraak. Ook Filip lijkt op zoek naar een politiek relevant koningschap. In juli 2015 schrijft journalist Olivier Mouton in Le Vif dat Filip wil spreken voor de algemene vergadering van de Verenigde Naties. Eerste minister Charles Michel (MR) heeft hem met geduld uitgelegd dat dit toekomt aan de eerste minister, niet aan de koning.
De reacties op sommige kersttoespraken van Albert II en Beatrix tonen aan dat koningen die politiek relevant willen zijn, net het omgekeerde bereiken van wat ze beogen. In plaats van te verenigen, polariseren ze. Een niet-verkozen staatshoofd dat politieke uitspraken doet, is gedoemd om te mislukken. Een koning moet zich neutraal opstellen, ver weg van politieke, ideologische en maatschappelijke meningsverschillen. Maar hier loert een ander gevaar om de hoek. Een koning die binnen de lijntjes kleurt, beperkt zich noodgedwongen immers tot platitudes en tegeltjeswijsheid. Ook dat is dan weer voorwerp van kritiek.
Ten slotte nog dit. Wie heeft een boodschap aan een kersttoespraak van de koning ? Is de mening van een niet-verkozen staatshoofd van enige tel in een moderne democratie ? Iemand zit op de troon enkel en alleen omdat hij geboren is, niet omdat hij getuigt van hoge morele kwaliteiten. Sire, een kersttoespraak is echt niet meer van deze tijd.
Beide auteurs zijn federale Kamerleden voor N-VA.
Foto’s © Reporters & Gazet van Hove.