Tendensrecht moet (achter de schermen) groeien en bloeien
Tendensrecht binnen N-VA : niet om elkaar voor het oog van de camera te verscheuren, wel om volwassen te worden als partij.
Door Klaas Cobbaut – www.doorbraak.be .
Eerst even dit : natuurlijk is er geen enkel gebrek aan kritiek op N-VA. Élke dag staat er in élke krant wel een kritisch artikel of opiniestuk waarin een N-VA’er of een N-VA-beleidsdomein op de korrel genomen wordt. De populairste partij van het land heeft in journalistieke middens amper vrienden, en maar weinig vleiers. Het is dan ook normaal dat de hoogste boom het meeste wind moet pakken. Als Doorbraak de voorbije jaren minder vaak in de aanval ging dan (makkelijk) had gekund, dan komt dat ook omdat de reguliere media al ruimschoots voorzien in onze dagelijkse portie N-VA-kritiek.
Je kan je dus afvragen of er nog wel nood is aan een zogenaamd tendensrecht binnen N-VA. Moet het aanzwellende koor van N-VA-critici echt worden aangevuld met kritische stemmen uit de rangen van de partij? Ongetwijfeld zitten de meest pathologische N-VA-haters ongeduldig te wachten op een richtingenstrijd binnen de sterkste partij van dit moment. Aan de linkerzijde hopen veel mensen op een VLD-scenario of, horresco referens, een Volksunie-scenario. Moeten de N-VA’ers nu echt elkaar beginnen bekampen ? Net nu de partij het voortouw neemt in twee regeringen ?
Het antwoord is tweeledig. De N-VA kan het zich niet permitteren om de buitenwereld tegemoet te treden in verspreide slagorde, maar N-VA kan het zich net zo min veroorloven om achter gesloten deuren niet druk en divers te debatteren.
Knikken & Slikken
Waar komt de vraag naar een tendensrecht binnen N-VA vandaan ? Het ontbreken van enig tendensrecht binnen de grootste Vlaams-nationalistische partij werd door collega Doorbraak-medewerker Karl Drabbe bestempeld als hét probleem van N-VA. In een recent interview met Knack zei Drabbe daarover:
‘De parlementsleden mogen er geen andere mening dan die van de partij opna houden. Ik begrijp dat in een jonge en groeiende partij de top de teugels strak in handen probeert te houden, niemand wil terug naar de laatste jaren van de Volksunie. Maar nu heb je geen enkele vleugel of strekking. Alleen iemand als Zuhal Demir kleurt af en toe wat buiten de lijntjes, en bij de jongeren is er ook iets of wat discussie tussen een groep van conservatieve liberalen en meer progressieve volksnationalisten. Verder is er geen debat.’ (Knack, 16 december 2015)
Er zijn minstens drie grote argumenten die pleiten voor sterker tendensrecht binnen N-VA. Ten eerste zou een tendensrecht duidelijker kunnen maken dat je Vlaams-nationalisme verschillend kan invullen: een Vlaamse overtuiging en een centrumrechtse overtuiging zijn geen synoniemen. Ten tweede zou een tendensrecht kansen bieden om een grotere en meer diverse groep Vlamingen aan te spreken: een Vlaams-nationalistische partij kan zich op die manier duurzaam verankeren als de nieuwe Vlaamse volkspartij in het centrum. Ten derde geeft een tendensrecht ook meer vrijheid aan (parlements)leden die zich vandaag maar moeilijk kunnen ontwikkelen in de schaduw van de partijtop.
Het zou een vergissing zijn om tendensrecht uitsluitend te beschouwen als een risico of een zwakte. Een partij kan intern perfect afspraken maken over een tendensrecht. Zo mag een tendensrecht natuurlijk geen vrijbrief zijn om elk meningsverschil uit te vechten voor het oog van de camera. Finaal moet er ook een overkoepelende partijlijn zijn, die loyaal verdedigd moet worden door de strekkingen die intern in het ongelijk gesteld zijn. Het zou alleen fijn zijn als de uitkomst van het debat over de partijlijn minder voorspelbaar was. De Vlaamse Beweging heeft altijd een traditie gehad van een kritische achterban en een scherp, intern debat. Die kritische ingesteldheid kan ontaarden en verscheuren, maar heeft ook een grote authenticiteit en waarde. Waar het vroeger te veel ‘zeuren en treuren’ was, is de slinger vandaag doorgeslaan naar ‘knikken en slikken’.
Een gesloten burcht vol leven
N-VA kan en moet meer inspanningen doen om (intern) meer stemmen aan bod te laten komen. Karl Drabbe schreef dat eerder al op Doorbraak. De partij van Bart De Wever moet minder de persoonlijke partij van Bart De Wever worden. N-VA dankt de eigen opmars ook aan de belofte van een nieuwe, politieke cultuur. Je mag er niet aan denken dat uitgerekend de Vlaamse socialisten straks met die trotse claim aan de haal gaan, als sp.a-congressen onder leiding van John Crombez met meer vernieuwende politieke concepten kunnen uitpakken dan een doorsnee N-VA-bijeenkomst (denk maar aan het cumulverbod, dat N-VA goed zou doen, maar waarschijnlijk nog eerder ingevoerd zal worden bij sp.a). De interne partijdemocratie moet meer ruimte en vrijheid krijgen. In die zin was het groots opgezette partijcongres van begin 2014 een voorbeeld van hoe het níet moet: zeer strak aangestuurd en gecontroleerd door het partijtop, met congrescommissies die soms zeer autoritair geleid werden (nietwaar, Jan Jambon ?).
Op dit moment slaagt N-VA er onvoldoende in om het interne talent echt te laten groeien en bloeien. De fractie in het federale parlement wordt verlamd door persoonlijke conflicten en gebrekkig leiderschap. De fractie in het Vlaams parlement mist nog maturiteit. Niet alle interne problemen zijn terug te leiden tot de strakke partijtucht, maar meer ruimte voor persoonlijke stellingnames en interne groepsvorming zou veel goeds kunnen doen voor N-VA. Tenslotte heeft een andere Vlaams-nationalistische partij al eens geprobeerd om eeuwig te overleven als partij aangestuurd door de fractie in de Antwerpse gemeenteraad – en dat is niet goed afgelopen. Er is geen enkele reden waarom N-VA opnieuw dezelfde fout zou moeten maken, enkel en alleen omdat de partij al door de hele rest van het opinielandschap belaagd wordt. Ook achter een strakke gevelmuur kan een ruim en gezellig huis met vele kamers schuilgaan. Om à la De Wever te eindigen: er is geen alternatief. Een partij zonder (al dan niet zichtbare) vleugels, stort vroeg of laat neer.
Foto’s © Gazet van Hove.