‘Realism is a moral duty.’ Boudewijn Bouckaert pleit voor realisme in het terreurdebat.
Het jihadistische terrorisme, dat vandaag een spoor van moord en vernieling trekt door Europa en het Midden-Oosten, wordt metaforisch dikwijls omschreven als ‘het topje van de ijsberg’. Over de omschrijving en de omvang van deze ijsberg worden de wildste stellingen in het debat geslingerd. De islamo-linkse politiek-correcte strekking vernauwt de ijsberg tot een kleine groep van gemeenrechtelijke misdadigers, ‘die niets of zeer weinig met de islam te maken hebben’. Voor de anti-islambewegingen is die ijsberg ijzingwekkend groot en omvat die quasi de gehele islambevolking. Aan die analyse worden dan ook totaal verschillende beleidslijnen gekoppeld. De islamo-linksen wijten de jihadistische criminaliteit, zoals alle criminaliteit, aan ‘sociale omstandigheden’ en bepleiten dan ook om gul helikoptergeld boven Molenbeek uit te strooien. De anti-islamisten bepleitten een grondige ‘de-islamisering’ van onze samenleving door de erkenning van de islam in te trekken, moskeeën te sluiten, hoofddoeken te verbieden, de halal-industrie terug te dringen, enz. Pleidooien voor massale gedwongen bekering zoals Spanje deed met Moren en Joden in de zestiende eeuw of massale expulsie van de islambevolking hebben we nog niet gehoord, maar als men de ijsberg gelijkstelt met de volledige moslimpopulatie, zou dit een logische conclusie kunnen zijn.
Om tot een gedegen beleid omtrent de voedingsbodem van het jihadisme te komen is meer sociaalwetenschappelijk onderzoek zeker welkom. Het is dan ook verwonderlijk dat er niet meer verwezen wordt naar de enquête gevoerd door Ruud Koopmans voor het Wissenschaftzentrum Berlin für Sozialforschung (2013) naar het fundamentalisme-gehalte bij de moslimbevolking (en ook bij de christelijke bevolking) in zes Europese landen met een zeer hoog immigratieniveau (Frankrijk, Duitsland, Nederland, België, Oostenrijk, Zweden). 9.000 respondenten in de zes landen werd gevraagd hun mening te geven over de volgende drie stellingen :
- Gelovigen moeten terugkeren naar de eeuwige en onveranderlijke regels, vastgelegd in het verleden.
- Deze regelen kunnen maar in één betekenis geïnterpreteerd worden en zijn bindend voor alle gelovigen.
- De religieuze regelen hebben prioriteit over de seculiere wetgeving
Deze drie stellingen vatten zeer goed de essentie van het religieus fundamentalisme. De eerste stelling impliceert de absolute voorrang van geloof boven rede en kritisch denken. De tweede stelling vertolkt de absolute intolerantie binnen de eigen geloofsgemeenschap. De derde regel houdt een subversieve houding in tegenover seculiere wetgeving die afwijkt van de geloofsregels. Wie deze stellingen onderschrijft is niet mee met de principes van onze westerse beschaving. Niet iedereen die deze stellingen volgt is daarom een potentiële terrorist maar neemt wellicht een strategische houding aan in de zin van ‘onze tijd komt wel’, ’ooit nemen we dank zij ons demografisch overwicht of dank zij allianties met islamo-linksgezinde autochtonen deze tent wel over’.
De resultaten van Koopmans’ onderzoek zijn ontnuchterend en stemmen tot diep pessimisme.
De drie stellingen werden door de moslimrespondenten onderschreven met een meerderheid van respectievelijk 60%, 75% en 65%. De drie stellingen werden gezamenlijk onderschreven door 45 % van de respondenten. Het fundamentalisme was, weinig verassend, het sterkst bij de Marokkaanse immigranten, minder sterk bij de Turkse, het minst (15%) bij de Alevieten. De ijsberg is dus groot. Europa zit opgescheept met een ideologisch ‘Fremdkörper’ dat steunt op een brede sociale basis. De beleidsopgave voor de komende decennia is dus even simpel als gigantisch : hoe doen we de fundamentalistische ijsberg smelten ?
In dit opzicht is het interessant om na te gaan wanneer en hoe dit soort ijsberg bij ons is weggesmolten. Daarvoor moeten we niet terugkeren naar de kruistochten of de marteltuigen van Torquemada, maar wel naar de negentiende eeuw. In de jaren veertig en vijftig van die eeuw ondernam de katholieke politicus Joseph de Hemptinne een ware kruistocht tegen de Belgische grondwet, ‘die het recht op dwaling erkende’, en voor het herstel van een katholieke staat, zonder godsdienstvrijheid, zonder vrijheid van mening, zonder onderwijspluralisme. Mocht er in die periode algemeen enkelvoudig stemrecht geweest zijn, dan had Joseph wellicht zijn slag thuisgehaald want het katholiek fundamentalisme zat er nog diep in bij de ‘gewone man’. Maar de haring van Joseph heeft niet gebraad. Hij vond op zijn weg de zogenaamde liberale katholieken, die de Belgische grondwet wel aanvaardden, en er zelfs veel kansen in zagen om het katholicisme een revival te bezorgen, los van elke staatsbevoogding. De kardinalen de Méan (1817-1831) en Sterckx (1832-1867) steunden het ultramontanisme niet en bepleitten, misschien veeleer om strategische redenen dan om principiële, een aanvaarding van de liberale principes. Hierbij vonden zij inspiratie bij de onvolprezen Franse priester Hughes Félicité Robert de Lamennais, die vurig ijverde voor een verzoening tussen katholicisme, liberalisme en democratie. Na de dood van de laatste fundamentalistische paus Pius IX zag Joseph het hopeloze van zijn kruistocht in en legde hij zich toe op caritatieve werken. De ijsberg bij ons was eindelijk gesmolten.
Om op te gaan in de westerse beschaving heeft onze moslimbevolking geen verkapte fundamentalisten nodig zoals Tariq Ramadan, die men met onze Joseph kan vergelijken. Maar wel vele verlichte geesten zoals een Ayaan Hirsi Ali, die je eerder met een de Lammenais kan vergelijken en vele verlichte en pragmatische geestelijken zoals destijds onze kardinalen de Méan en Sterckx. De vrees is echter legitiem dat de ijsbergen op de Noordpool eerder zullen wegsmelten dan deze fundamentalistische ijsberg.
‘Realism is a moral duty’.
Foto’s © Reporters