Gent moet zich spiegelen aan het Antwerpse bestuursmodel met districten.
Door Boudewijn Bouckaert – www.doorrbaak.be .
We zien het zo graag gebeuren : een financieel goudhaantje zoals Jeroen Piqueur, voor wie alles leek te lukken, maar overladen met pek en veren van zijn voetstuk valt. Hoogmoed komt voor de val, het geeft de brave mensen, die alles eerlijk proberen te houden, een gevoel van ‘gerechtigheid is geschied’. Is Optima ook een Oplichtima ? Vast staat dat in de laatste maanden, toen de bankvergunning in gevaar kwam, onoirbare financiële malversaties zijn gebeurd. Wie daarin verantwoordelijkheid en dus schuld draagt is een kwestie die het gerecht moet uitvissen. En ook hier geldt de ‘rule of law’ : ook Optima-mensen zijn onschuldig tot hun schuld is bewezen.
Gent : een grote ‘rode’ parochie
Benevens dit gerechtelijk aspect is Optima echter ook interessant omdat het voor een deel de Gentse politieke cultuur blootlegt. In de categorisering van Vlaamse steden is Gent een beetje een twijfelgeval. Gent is natuurlijk een paar maatjes kleiner dan ‘het Stad’, met zijn half miljoen inwoners, zijn internationale haven en zijn diep economisch hinterland. Toch is Gent ook geen middelgrote stad zoals Brugge, Aalst en Leuven. Met zijn kwart miljoen inwoners, zijn grote universiteit en hogescholen, zijn innovatieve economie, hangt Gent zowat tussen grote broer Antwerpen en het peloton van middelgrote steden. Dit twijfelgeval-karakter komt ook tot uiting in het Gentse bestuursmodel. Gentse politici hebben ‘een grute moale’ en willen de stad op de kaart zetten als het centrum van de wereld. Maar feitelijk wordt Gent bestuurd als een middelgrote stad, als een grote ‘rode’ parochie.
In 1988 hield de rode ‘caid’ Luc Van den Bossche en de blauwe peetvader Willy Declercq Gents paars boven de doopvont. Met succes wist deze paarse as de Gentse christendemocratie in de oppositie uit te roken. De eens zo machtige Gentse katholiek-syndicalistische burcht werd gereduceerd tot een marginale politieke speler. CD&V haalt nog maar 4 zetels op 51.
De paarse as van socialisten en links-liberalen is dan ook sinds 1988 de belangrijkste ruggengraat van het Gentse politieke bestuur. Hoewel ze dikwijls verbeten tegenstanders zijn op het federaal en Vlaams forum, vinden deze beide groepen elkaar op heel wat aspecten. De Gentse liberalen zijn ‘sociaal-liberaal’ zodat de kloof op economisch vlak met de socialisten niet te groot is. Ze zijn allebei ook anti-Vlaamsgezind. Alles wat naar flamingantisme ruikt wordt gretig geassocieerd met fascisme, racisme en andere lelijke dingen. Termont cultiveert een soort Gents-nationaal socialisme waarmee hij Gent als een links Asterix-dorp wil profileren tegenover het achterlijke rechtse Vlaanderen. Beide groepen hebben een grondige afkeer van de ‘tsjeven’, die zij als een mensensoort, weggelopen uit de prehistorie, wegzetten.
In de jaren negentig liep een groot deel van de rode arbeidersachterban over naar het Vlaams Blok, later Vlaams Belang. Om deze erosie te compenseren vulden de Gentse socialisten hun troepen aan met de stemmen van de Turkse Gentenaars. De Gentse Turken zijn in overgrote meerderheid ultra-conservatief en aanbidders van de grote leider Erdogan. Niet voor niets grappen de Gentenaars dat er in Gent geen zeven maar wel acht dagen zijn : maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag, zondag, Emirdag. De laatste dag is gewijd aan de rurale streek waarvan de meeste Gentse Turken afkomstig zijn. Dit Turks blok is geleidelijk de tweede steunpilaar geworden in de Gentse bestuursruggengraat. Het valt wel op dat de schimpscheuten op de achterlijke ‘tsjeven’, waarin Gents links zo graag grossierde, wegblijven wanneer het over de Turkse bondgenoten gaat, die nochtans de ‘tsjeven’ in conservatisme met eeuwen achteruit verslaan. ‘Omwille van de smeer….’
In 2012 begon Termont te twijfelen aan de houdbaarheid van de paarse as en ging hij een kartel aan met Groen. Dit kartel was een denderend succes en haalde een nipte absolute meerderheid. Daardoor werd de Gentse bestuursruggengraat verrijkt met een derde groep, namelijk groene politici, vooral uit West-Vlaanderen afkomstig en meestal met een ‘tsjeven’- familiegeschiedenis. Deze groep streeft ernaar Gent te ontdoen van het autoverkeer en het op die wijze te doen gelijken op een dichtbevolkte Westhoek, de streek waarvan zij afkomstig zijn. Ook deze anti-modernistische en ‘ludditische’ insteek van Gents Groen strookt niet met het progressisme van klassiek Gents links, maar de smeer op de electorale ‘kandeleer’ doet veel vergeten.
In deze kliekjessfeer, die de Gentse politieke cultuur kenmerkt, kan een figuur zoals Jeroen Piqueur zijn ding doen. De kring van mensen met ‘leverage’ in de stad blijft beperkt genoeg om volledig in de contacten van één Iphone te worden opgeslagen. Deze beperkte groep kon Jeroen integraal met geschenkjes en feestjes bedienen om er her en der ‘quid pro quo’s’ voor uit de brand te slepen.
Gent heeft meer nodig dan een andere coalitie
Wat ook het juridisch verloop van de Optima-zaak zal zijn, de kwestie is hopelijk een goede aanleiding om de Gentse politieke cultuur te herdenken. Open VLD-voorzitter Gwendolyn Rutten, die niet achterlijk is, ziet blijkbaar in dat Gents paars op zijn einde loopt. In Terzake zei ze dat het hernieuwde kartel van Termont duidelijk links is en niet paars. Wie tussen de zinnen kan luisteren hoort hier dat zij hoopt op een alternatieve, niet-linkse coalitie. Maar Gent heeft meer nodig dan een andere coalitie. Gent moet naar boven kijken en niet naar beneden. Het moet zich spiegelen aan het Antwerps bestuursmodel, dat er met zijn districtenstelsel in slaagt de voordelen van de nabijheid op plaatselijk vlak te combineren met de voordelen van objectivering en professionalisering op centraal vlak. ‘Ons kent ons’ is goed wanneer het gaat over zeer plaatselijke zaken zoals straatgeveltuintjes, het bijleggen van burenruzies en de micro-aanleg van publieke infrastructuur. ‘Ons kent ons’ is nefast als het gaat over grote verkeersassen, mega-bouwwerken, algemeen sociaal en fiscaal beleid. Deze gezonde complementariteit is zoek in het Gentse bestuursmodel. Bovendien laat het Antwerpse model meer politiek pluralisme toe. Tegenover het centrumrechtse centrale stadsbestuur staat het links-extreemlinkse districtsbestuur van Borgerhout. Oppositiekrachten kunnen in het decentrale model bestuurservaring opdoen en op die wijze geloofwaardiger worden als politiek alternatief.
Voor het Antwerps bestuursmodel is het huidige Gent evenwel te klein. Gent zou van het fusiekader, dat de Vlaamse decreetgever biedt, moeten kunnen gebruiken maken om omliggende ‘slaapgemeenten’ in het stadsbestuur te integreren. Dat zijn ondermeer Sint-Martens-Latem (‘de Gentse Kaaimaneilanden’), Evergem, Lochristi, Merelbeke en De Pinte. Deze gemeenten kunnen in het districtenstelsel grotendeels hun autonomie behouden, maar kunnen ook betrokken worden in een breder mobiliteitsbeleid en ruimtelijke planning. Bovendien wordt een bredere ‘Finanzausgleich’, een idee dat de linkerzijde zou moeten doen likkebaarden, hierdoor mogelijk.
Links in Gent zal in dit voorstel wellicht een strategische zet zien om haar macht in de Arteveldestad te breken. Intentieprocessen kan je niet met argumenten weerleggen, maar mocht Wouter Van Besien in 2018 als nieuwe burgemeester de vruchten plukken van het Antwerps districtensysteem, dan nog zal ik het met evenveel verve blijven verdedigen. Politieke strategie en politieke structuurvorming houd je intellectueel het best gescheiden.
Foto’s © Reporters.