Waarom blijft de Vlaamse festivalmanie boven alle kritiek verheven, vraagt Miel Swillens zich af.

Door Miel Swillens – www.doorbraak.be .

‘Festivalitis’, zo noemt dokter Ludwig Apers van het Instituut voor Tropische Geneeskunde de opvallende toename van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) tijdens de zomermaanden, wanneer in Vlaanderen de festivalrage woedt. Die festivals, door de media verkocht als culturele evenementen, zijn in feite megafuiven. En zoals dat gaat met fuiven wordt hun succes onder andere verklaard door de mogelijkheid tot losse seksuele contacten. Met ‘festivalitis’ als gevolg.

cantrock 1

Toch blijft die Vlaamse festivalmanie boven alle kritiek verheven. De media promoten het verschijnsel en leggen er een beschermende arm omheen. Merkwaardig is de afwezigheid van enig historisch perspectief. Nergens wordt erop gewezen dat voor de huidige rage een precedent bestaat. Ze vertoont namelijk een opvallende gelijkenis met de sint-jansziekte, die onze gewesten in de middeleeuwen teisterde. Die ziekte uitte zich als een dansmanie waarbij grote groepen mensen, soms met duizenden tegelijk, op ongecontroleerde en bizarre manier aan het dansen gingen, tot ze er van uitputting bij neervielen. De eerste grote uitbraak had plaats in Aken in juli 1374, waarna de danszucht in andere Duitse steden opdook en zich over de Nederlanden verspreidde. Nog in de 16e eeuw werden bezeten dansers opgemerkt in Molenbeek, toentertijd in de buurt van Brussel. Een toenmalig deuntje gaat als volgt :

 

‘Amidst our people here is come
The madness of the dance.
In every town there now are some
Who fall upon a trance.
It drives them ever night and day,
They scarcely stop for breath,
Till some have dropped along the way,
And some are met by death.’

 

Het verschijnsel werd beschreven door de zestiende-eeuwse arts en alchemist Paracelsus, die de ziekte haar geleerde benaming choreomanie gaf. Paracelsus zag drie oorzaken als verklaring : verbeelding, zinnelijke drang en lichamelijke factoren. In 1832 publiceerde de Duitse Medizinhistoriker Justus Hecker het boek Die Tanzwut, eine Volkskrankheit im Mittelalter. Hecker verklaarde die danswoede als een epidemie die zich verspreidde ‘op zicht’, en dat lang voor de visuele media hun intrede deden. Een steekhoudende verklaring voor het fenomeen werd nooit gevonden. Angst voor de pest, hysterie, demonische bezetenheid, vergiftiging door moederkoorn werden aangehaald, maar niet bewezen. Ook vandaag vertoont de proliferatie van festivals, Love Parades, City Parades, Techno Parades en zo meer een epidemisch karakter, en voor de huidige rage bestaat al evenmin een verklaring. Maar toch is er een verschil.

 

In het verleden zag niemand die dansmanie als een onschuldig fenomeen. Integendeel, dat manische gedans werd beschouwd als een ziekelijke aandoening waarbij de wil, het verstand en de morele gevoelens werden geperverteerd door een excessieve verzotheid op dans en muziek. Het was pathologisch gedrag waarvoor men een verklaring zocht. Vandaag geldt dat soort gedrag louter als ‘fun’. Kritiek daarop moet wel een uiting van verzuring zijn. Die houding verontrust. Een maatschappij die het buitensporige niet meer als dusdanig herkent en als pathologisch duidt, geeft blijk van decadentie.

 

Foto’s : © Reporters.