Psychische problemen als voedingsbodem. Miel Swillens gelooft het niet meer.
Door Miel Swillens – www.doorbraak.be .
Is het je ook al opgevallen, lezer, dat wanneer weer eens een terrorist bij de kraag wordt gevat of omkomt in een vuurgevecht, de media dan meteen zijn familie, buren en vrienden interviewen ? Die verklaren dan steevast dat het om een brave jongen gaat, vriendelijk en behulpzaam als geen ander. Dat hij zoiets vreselijks zou hebben gedaan, kunnen ze niet geloven. Mehdi Nemmouche die in het Joods Museum in Brussel vier mensen doodschoot, werd door een jeugdvriend omschreven als ‘een rustige jongen en helemaal niet agressief’. Wat is de relevantie van dergelijke informatie ? Waarom steken journalisten daar hun tijd in ? En waarom worden die interviews prominent in het nieuws gebracht ?
Op het eerste gezicht lijkt dat onverklaarbaar. Toch geven de media de indruk met die interviews een boodschap te willen brengen. Is het de bedoeling de aanslagpleger, ondanks zijn gruwelijke daden, een menselijk gezicht te geven ? En wat is de relevantie daarvan ? Is het relevant dat Hitler dol was op zijn Duitse herder Blondi of dat Stalin van zijn dochter Svetlana hield ? Gaat iemand zijn mening over Hitler of Stalin daardoor veranderen ? Nee toch, meer dan futiele weetjes zijn dat niet. Maar onze journalisten nemen die woorden van familie, buren en vrienden duidelijk au sérieux. Waarom ?
Zonder het met zoveel woorden te zeggen, suggereren de media dat wanneer zo een vriendelijke jongen terroristische daden pleegt, er wel een externe factor moet zijn die hem daartoe heeft gebracht. Een oorzaak waarvoor niet hij, maar wellicht wij verantwoordelijk zijn. Een recent voorbeeld is die jonge Afghaan of Pakistaan – de Duitse overheid heeft natuurlijk geen flauw benul – die met hakbijl en mes een bloedbad aanrichtte op een Duitse trein. In De Standaard kon je lezen dat de dood van een vriend in Afghanistan – verdere details ontbraken – hem wellicht door het lint had doen gaan. Dat klinkt als een ‘verklaring’, bijna een ‘rechtvaardiging’.
Maar de ‘rechtvaardiging’ voor zijn gruwelijke aanval gaf Riaz Khan Ahmadzai zelf in een videoboodschap, stiekem opgenomen bij zijn pleeggezin : ‘De moedjahedien zullen in jullie landen en opvangcentra wonen … zij zullen jullie aanvallen in jullie straten en jullie huizen … Zoals je ziet, heb ik in jullie land gewoond. Ik heb mijn plan bij jullie thuis uitgebroed en ik zal jullie doden in jullie huizen en jullie straten.’ Die boodschap laat aan duidelijkheid niets te wensen over, maar voor de media moet er voor dergelijke gruweldaden een andere verklaring bestaan dan haat, fanatisme en religieuze obsessie. Wat ze tot elke prijs willen vermijden is dat de publieke opinie die gruweldaden in verband brengt met de islam. Of erger nog, dat de mensen ze toeschrijven aan een catastrofaal beleid dat toeliet dat vele honderdduizenden moslims ongehinderd de Europese grenzen overrompelden.
Bijgevolg gaan de media na iedere aanslag verwoed op zoek naar ‘voedingsbodems’ om de schuld op de eigen maatschappij af te wentelen. Of roepen ze de hulp in van psychiaters en psychologen om de oorzaak van de gruwel bij ‘psychische problemen’ te leggen. Maar die aanpak werkt niet langer. Onze opiniemakers en journalisten hinken achterop. Ze hebben het teken aan de wand niet gezien. Ze werden gewogen en te licht bevonden. Na Parijs, Brussel, Nice, Würzburg, en – mutatis mutandis – Keulen en Beringen, heeft het multiculturalisme zijn houdbaarheidsdatum overschreden.
Foto’s : © Reporters – coverfoto : militairen op wachtronde in de Wetstraat, Brussel.