Het aantal kinderen en jongeren uit het basis- en secundair onderwijs in Vlaanderen dat thuis geen Nederlands spreekt, blijft stijgen : van 9,6 procent in het schooljaar 2007-2008 tot 15,7 procent in 2015-2016. In enkele centrumsteden, zoals Aalst, Hasselt, Sint-Niklaas en Turnhout, is er in diezelfde periode zelfs sprake van een verdubbeling. Tot die vaststelling komt Vera Celis, oud-leerkracht en lid van de commissie Onderwijs in het Vlaams Parlement. In de aanloop naar de Week van het Nederlands analyseerde zij de meest recente cijfers, van het schooljaar 2015-2016. “En die bewijzen dat maatregelen om de taalachterstand bij kinderen en jongeren bij te spijkeren broodnodig blijven”, zegt zij. “Hoe vroeger we daarmee beginnen en hoe grondiger we dat doen, des te beter op de lange termijn.”
In totaal sprak vorig schooljaar 17,4 procent van de kinderen in het basisonderwijs thuis geen Nederlands. In het secundair onderwijs was dat 13 procent. Basis- en secundair onderwijs samen telde de provincie Vlaams-Brabant dat schooljaar het hoogste aantal kinderen met een andere thuistaal (21,7 %), gevolgd door de provincies Antwerpen (18,9 %), Oost-Vlaanderen (14,2 %), Limburg (13 %) en West-Vlaanderen (9,2 %). Daarbij springen vooral de centrumsteden in het oog. Zo spreekt 40,6 procent of twee op de vijf kinderen in het Antwerpse onderwijs thuis geen Nederlands. In Gent is dat één op de vier (26,5 %). Idem voor Mechelen (23,3 %) en Genk (24 %), terwijl dat in Oostende bij één op de vijf kinderen (21,7 %) het geval is. “Dit is dus niet langer alleen maar een uitdaging voor de grote steden”, concludeert Celis.
Actief talenbeleid
“Het spreekt voor zich dat het niet gemakkelijk is, voor leerling én leerkracht, indien de leerling thuis geen Nederlands spreekt”, aldus Celis. “Zeker indien het aantal leerlingen met een andere thuistaal hoog ligt in een klas of school. Dat verkleint de onderwijskansen van die leerlingen, met meer zittenblijven en schooluitval tot gevolg. Op termijn is dat nefast voor hun kansen in het hoger onderwijs en op de arbeidsmarkt. Daarom hebben we al specifieke maatregelen ontwikkeld.” Celis verwijst in de eerste plaats naar het onthaalonderwijs voor anderstalige kinderen (OKAN), opgericht in 1995 om anderstalige leerlingen te helpen zich in te passen in ons secundair onderwijs. In 2002 volgde ook het basisonderwijs. Met succes : het aantal leerlingen in OKAN-klassen stijgt gestaag, van 1.454 in het schooljaar 2006-2007 tot 4.112 in 2015-2016.
Sinds 2013 is het instrumentarium van onze scholen verder uitgebreid met onder meer taaltesten, taalbaden, bijspijkerlessen en vervolgcoaches om taalachterstand te detecteren en te remediëren. “Maar daarmee is het werk niet af”, besluit Celis. “Er zouden nog meer middelen naar taalondersteuning moeten gaan, bijvoorbeeld door een deel van de werkingsmiddelen toe te wijzen aan taalbadklassen.” Bovendien zal de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) tegen eind deze maand een kader ontwikkelen voor een actief talenbeleid, aldus de bevoegde minister. Ten slotte ziet Celis ook een opdracht weggelegd voor de ouders – en bij uitbreiding de hele maatschappij – om Nederlands te leren en thuis te spreken.
Vera Celis is lerares, burgemeester van Geel en Vlaams volksvertegenwoordiger
Foto’s (c) Gazet van Hove