Journalisten oogsten wat ze zaaien
Partijen gebruiken debatfiches, maar dat is minstens ten dele de schuld van journalisten.
door Katleen Van den Heuvel – www.doorbraak.be
Bestaat er een ‘geheim genootschap’ binnen N-VA ? Die prikkelende term gebruikt gewezen fractieleider Hendrik Vuye voor het woordvoerdersoverleg van de partij. Nogal een ‘geheim’ genootschap, als het zijn eigen leden (de woordvoerders) al prijsgeeft in de naam. Vuye schetst het woordvoerdersoverleg af als een schimmig gezelschap, waar – ver van de volksvertegenwoordigers – van alles wordt bedisseld.
Navraag leert dat de waarheid iets prozaïscher is. Het wekelijkse woordvoerdersoverleg op woensdag is niets meer dan dat : een overleg tussen de woordvoerders van de verschillende (Vlaamse en federale) ministers, de fracties en de partij. Door de spectaculaire groei van N-VA is dat ondertussen een hele troep, die alleen nog past in de grootste vergaderzaal van het partijhoofdkwartier. Tijdens het overleg krijgen de woordvoerders een korte samenvatting van het Partijbestuur (maandagvoormiddag) en het Dagelijks Bestuur (dinsdagavond). Vervolgens mag elke woordvoerder kort opsommen wat er in de komende week voor zijn minister/fractie op de planning staat. Communicatie-adviseur Pol Van Den Driessche geeft wat vaderlijke raadgevingen, partijwoordvoerder Joachim Pohlmann maakt een paar cynische opmerkingen – en dat is het. Het woordvoerdersoverleg bepaalt de agenda niet – het is meer agenda’s samenleggen.
De communicatiemachine van N-VA is geen almachtig apparaat. Joachim Pohlmann staat niet aan het hoofd van een legertje meester-manipulators die elke dag de media bespelen en alle mandatarissen van de partij strak in het gareel houden (al zou Pohlmann dat wel graag willen, zo wordt ons verteld). De framing van Vuye is enigszins gekleurd door persoonlijke frustraties – niets menselijks is de professor vreemd. De beruchte debatfiches zijn dus ook geen dictaten die bruut opgelegd worden aan machteloze volksvertegenwoordigers. Het zijn veeleer hulpstukken, die de meeste parlementsleden in dank aanvaarden. Politici worden vandaag immers verplicht om hun standpunt samen te vatten in een bevattelijke oneliner. Tien jaar geleden kreeg een politicus nog gemiddeld 23 seconden schermtijd om een stelling te verwoorden. Het gemiddelde is ondertussen gezakt naar ongeveer 12 seconden op radio en tv en hooguit een paar lijnen in de krant. Je kan dus als politicus niet meer naar je (eigen) woorden zoeken. De boodschap moet al vóór het interview teruggebracht worden tot de essentie én verpakt zijn in een format dat voldoet aan de mediawetten van het jaar 2016. Debatfiches zijn het logische antwoord op een debatcultuur die alleen maar hapklare brokjes lust.
De partij als falanx
Elke partij in België werkt tegenwoordig met debatfiches. Toch krijgt vooral N-VA het verwijt met duidelijke communicatielijnen te werken. Journalist Joël De Ceulaer, de meest uitgesproken criticaster van de debatfiches, begint bijvoorbeeld bijna alleen in discussies met N-VA’ers te klagen over debatfiches. Dat is vreemd, te meer omdat N-VA nu net de meeste redenen heeft om met debatfiches te werken. N-VA opereert immers in een vijandige media-omgeving. Dat heeft verschillende oorzaken. Ten eerste moet N-VA als grootste partij nu eenmaal de meest kritische blik verdragen. Ten tweede heeft N-VA als centrumrechtse en nationalistische partij zonder zuil weinig vrienden op de eerder linkse redacties. Ten derde heeft N-VA door een eigengereid en soms revanchistisch mediabeleid veel vijanden gemaakt in journalistieke middens. Er zijn nog redenen, maar de essentie is dat N-VA weinig mededogen of medewerking te verwachten heeft tijdens een interview of tijdens een debat. Er zitten genoeg journalisten op vinkenslag om aan een N-VA-uitspraak de meest kwaadwillige lezing te geven. N-VA’ers hebben nog minder dan andere politici de luxe om zich onzorgvuldig of onvolledig uit te drukken. Ze zijn nog meer dan hun collega’s aangewezen op uitgebreide en uitgekiende debatfiches.
N-VA moet zich naar de buitenwereld opstellen als een falanx. Een gesloten formatie die de tegenstander geen kans geeft om een slag toe te brengen. Dat heeft de partij trouwens gemeen met het Vlaams Blok van weleer en het Vlaams Belang van vandaag. Een partij zonder vrienden in de media kan zich geen fouten permitteren. Er zijn partijen die kunnen rekenen op commentatoren die zich elke dag uitsloven om lezers uit te leggen waarom het standpunt van linkse partij X of progressieve formatie Y toch juist en moreel beter is – maar zulke bondgenoten heeft N-VA al lang niet meer. De enige hoop die N-VA heeft is zelf een consistent verhaal blijven herhalen, zonder grote gaten te laten vallen in de gelederen. Debatfiches zorgen voor de broodnodige uniformiteit. Een Joël De Ceulaer noemt dit smalend eenheidsworst, maar zijn eigen krant De Morgen zou zonder aarzelen gehakt maken van twee N-VA’ers die elkaar tegenspreken. Journalisten reageren immers bijzonder slecht op dissidentie binnen een fractie of partij. Het kleinste meningsverschil wordt sensationeel opgeblazen tot een spectaculaire vertrouwenscrisis. Partijgenoten met een afwijkende mening worden met zichtbaar genoegen tegen elkaar uitgespeeld. Vertel als partij over één onderwerp twee verschillende dingen en je wordt meteen van ‘zwalpen’ beticht.
De zin van zelfreflectie
De teloorgang van het onafhankelijke en mondige parlementslid is één van de grootste drama’s in de recente politieke geschiedenis. Maar journalisten moeten nu niet het slachtoffer uithangen. Het is te gemakzuchtig om alle schuld in de schoenen van de stoute particratie te schuiven. Als het politieke interview dood is, dan hebben politieke journalisten zelf mee het graf gegraven. Ze vragen een eigen stem, maar zoeken alleen een kernachtige quote. Ze klagen over uniformiteit, maar ze reageren allergisch op onderlinge tegenstellingen. Ze jammeren over partijpolitieke manipulaties, maar ze proberen zelf zoveel mogelijk te framen. Journalisten doen alsof ze de werking van het spel alleen maar ondergaan, maar eigenlijk zijn ze Mitspieler. Ze hebben het huidige mediaklimaat zelf vormgegeven en zaniken nu dat de geprofessionaliseerde partijen er zich naar schikken.
Journalisten moeten wat meer in ’t eigen hart kijken. Het gebrek aan zelfreflectie wordt steeds meer een probleem van en voor de Vlaamse pers. Dat zag je onlangs ook in de CETA-discussie. Er werd gedaan alsof alleen een Paul Magnette de magische mogelijkheden had om een debat over CETA op gang te brengen. Geen enkele journalist heeft toegegeven dat de pers zelf misschien al eerder iets had kunnen schrijven over CETA, dat toch al twee jaar voltooid was en gewoon integraal online stond. Er was al maatschappelijk verzet tegen CETA, er werden al parlementaire vragen gesteld (overigens ook in het Vlaamse parlement), maar het interesseerde journalisten gewoon geen barst omdat er geen heisa was, geen mediagenieke insteek. Zelfs een klein mea culpa over deze vergetelheid was de Vlaamse pers te veel.
Er wordt gezegd dat een volk de politici krijgt die het verdient. Dat geldt zeker voor de Vlaamse journalisten, die met de debatfiche-politici de gesprekspartners krijgen die ze verdienen en ook zelf hebben gezocht.
Foto’s (c) Gazet van Hove.