GEWELDDADIGE HEMELBESTORMERS
Volgens Te Slaa was Hitler een fascist en alleen die vaststelling zal voor de nodige beroering zorgen.
door Karl Drabbe – www.doorbraak.be
Zelden zo’n lange en verhitte discussie gezien op mijn Facebook-pagina als afgelopen week. Ik durfde het dinsdagavond aan een link te posten naar een interview dat journalist Marnix Verplancke had met de Nederlandse historicus Robin Te Slaa. Vier dagen later is de discussie nog steeds niet verstomd. Het onderwerp luidt zoals de titel van het boek waarover het interview ging, en deze recensie : ‘Wat is fascisme ?’
Laat me eerst de jongste editie van de ‘dikke’ Van Dale citeren : ‘1 politiek systeem berustend op ultranationalistische, corporatistische, autoritaire en en onverdraagzame (m.n. anticommunistische) beginselen 2 heerschappij van het fascisme 3 politieke filosofie of richting die het fascisme voorstaat resp. probeert te verwezenlijken’. Met die drie korte omschrijvingen zou de gemiddelde taalgebruiker het (moeten) kunnen doen. Maar daar kunnen we geen genoegen mee nemen, althans niet als we een onderbouwd en historisch verantwoord antwoord willen op de hoger gestelde vraag : ‘Wat is fascisme ?’
Frustratie
De frustratie moet diep zitten bij auteur Robin Te Slaa. Hij liet zich opmerken door een vuistdikke studie over de NSB, de nationaalsocialistische collaboratiebeweging tijdens de Tweede Wereldoorlog, onder leiding van ingenieur Mussert. In 2010 verscheen het eerste deel van wat een trilogie moet worden. Enkele jaren later schreef hij het nogal pamflettaire, maar onderbouwde Is Wilders een fascist ? (Antwoord op de vraag : neen.)
De frustratie zit hem erin dat er te pas en vooral te onpas met het begrip fascisme geleurd wordt. Een beetje een deviërende mening, en je bent een fascist. Daarmee is het een inhoudsloos containerwoord geworden, een scheldwoord. Waar je alles en vooral niets mee kunt bewijzen.
Na Is Wilders een fascist ? – waarin Te Slaa al het begrip fascisme uit de doeken deed in het licht van de geschiedenis – moet de frustratie nog altijd erg groot geweest zijn. Het containerbegrip raakte niet vergeten. En de steeds groter wordende rechts-populistische partijen worden – alweer – te pas en te onpas ‘fascistisch’ of ‘fascistoïde’ genoemd. De nood was groot om een omvattender werk te schrijven, en een grondig antwoord te geven op de vraag ‘Wat is fascisme ?’
Politieke religie en totaalideologie
Met Wat is fascisme ? Oorsprong en ideologie heeft Te Slaa zich van die taak gekweten. Hij toont gevat aan dat het fascisme een totaalideologie is, een politieke religie geen accident de parcours, geen eclectisch samenraapsel, maar een gefundeerd wereldbeeld dat voor de Eerste Wereldoorlog vorm kreeg en na de wereldbrand die alle bestaande ideeën en regimes in Europa dooreen schudde ook een recruteringsgrond.
Niet Mussolini is de vader van het fascisme, zoals ernstige historici en geschiedfilosofen doorgaans poneren. Te Slaa legt de oorsprong van het fascisme bij Franse denkers als de niet-marxistische revolutionaire syndicalist Georges Sorel en massapsycholoog Gustave Le Bon, Duitsers als socioloog Robert Michels en de in deze context altijd opduikende Friedrich Nietzsche.
Het maakt Wat is fascisme ? er niet makkelijker op, maar Te Slaa heeft de verdienste om verschillende auteurs van fascisme-typologieën en -geschiedenissen te synthetiseren en met elkaar te vergelijken. Om tot de vaststelling te komen – met Zeev Sternhell – dat fascisme de optelsom is van de in het begin van vorige eeuw twee meest krachtige, overtuigende en mobiliserende ideologieën : socialisme en nationalisme.
In een historisch overzicht dat zich tot Italië beperkt, schetst Te Slaa hoe Mussolini van het revolutionaire internationale marxisme evolueert tot het al even sociaal-revolutionaire nationalistische syndicalisme (nationaalsyndicalisme), dat later, onder impuls van milities van oud-strijders de naam ‘fascisme’ zal krijgen, en waar denkers en doeners – niet het minst kunstenaars – elders in Europa zich door lieten inspireren om gelijkaardige filosofieën en bewegingen te starten.
Revolutionair en utopisch
Door de nadruk te leggen op het revolutionaire aspect van de fascistische ideologie – die een chiliastische nationale wedergeboorte en het ontstaan van een nieuwe mens verbond met sociaal-darwinistische opvattingen en het leven als een strijd zag – plaatst Te Slaa het fascisme duidelijk links op de links-rechtsschaal van de politieke ideologieën. Anticonservatief en anti-reactionair, al zochten fascistische bewegingen in de jaren ’30 net bij conservatieven en reactionairen hun bondgenoten.
Fascisme gebruikt Te Slaa dan ook als een koepelbegrip waaronder ook het (Duitse) nationaalsocialisme, de meest revolutionaire interpretatie die de geschiedenis kende, een plaats krijgt. Net hier zal hij op bekritiseerd worden (wat al gebeurde op mijn Facebookpagina – Bart Crols, die ooit promoveerde op de thesis ‘Een Duitse Sonderweg in het socialisme : het nationaal socialisme’ hakte de thesis van Te Slaa al snel in de pan).
Het maakt het boek niet minder interessant. Al is het door de geschiedenis van het Italiaanse fascisme heen, de zoektocht naar de oorsprong van de ideologie en de duiding van de extreme vertolking die het nationaalsocialisme is, zoeken naar een performante definitie van ‘fascisme’, waardoor zo ook het antwoord op de vraag niet eensluidend is.
Doorheen het boek komen een aantal elementen terug – ze worden ook allen feilloos uit de doeken gedaan – die ook in het slot terugkomen. En hoewel Te Slaa geen sluitende definitie geeft, vat hij fascisme toch als volgt samen : ‘Het fascisme was een nieuwe revolutionaire stroming die na de Eerste Wereldoorlog ontstond en die grootse, utopische idealen wilde verwezenlijken. Zijn aanhangers verlangden niet slechts de schepping van een nieuwe staat en een nieuwe politieke elite (…) streefden ook naar een transcendente synthese van alle bevolkingsklassen in een nieuwe, etnisch homogene samenleving. Ook een nieuwe beschaving en zelfs een nieuwe mens behoorden tot de utopische doeleinden van deze gewelddadige hemelbestormers.’
Vervolg
Er zijn zoveel fascismen als er regio’s en culturen in Europa zijn waar er fascistische bewegingen actief zijn geweest. Jammer genoeg geeft Te Slaa – ondanks zijn brede definitie – geen opsomming van die bewegingen. Was ‘ons’ Verdinaso fascistisch ? ‘Ons’ VNV ? Rex van Léon Degrelle ? Andere ‘typologen’ van het fascisme, zoals Robert Paxton of – vooral – Stanley Payne waagden zich hier wel aan. Te Slaa verwijst enkel concreet naar de British Union of Fascists van Oswald Mosley en de Nederlandse NSB van Mussert. Duidelijk is hij wel als hij nationaal-conservatieve bewegingen, doorgaans van katholieke snit, zoals Franco’s Moviemento en de ‘austrofascistische’ Christelijk-Sociale Partij van Dolfuss niét fascistisch noemt omdat ze niét socialiserend waren, noch utopisch-revolutionair een nieuwe samenleving en totalitaire staat nastreefden, maar vooral de oude elitaire consensus wilden behouden of herstellen (restauratie).
Nationaal-revolutionair (en dus in wezen anticonservatief) en sociaal-utopisch, met deze twee begrippen – die Te Slaa zelf niet gebruikt – zou ik zijn fascismetheorie willen samenvatten.
Het is nu afwachten op de nieuwe Historikerstreit die hierover kan losbarsten. Als we maar voor eens en altijd afleren fascisme en nationaal socialisme (mét spatie !) niet langer als inflatoire containerwoorden te gebruiken om te beschimpen en te stigmatiseren. Alleen al om dat laatste, en om zijn indrukwekkende verdienste om veel literatuur samen te brengen in één synthese – schreef Te Slaa een belangrijk boek.