De denkfouten van David Van Reybrouck
David Van Reybrouck verbetert het wereldrecord denkfouten maken. Een repliek – tegen beter weten in.
door Daniël Walraeve – www.doorbraak.be .
Het is misschien beter deze repliek níet te schrijven. Het heeft er immers alle schijn van dat David Van Reybrouck nog maar één doel heeft : controverse uitlokken. De man heeft er een half handelsmerk van gemaakt, dat je zelfs kan aflezen van de kaften van zijn boeken, met sensatiebeluste titels zoals “Pleidooi voor Populisme” en “Tegen Verkiezingen“. Telkens opnieuw lanceert Van Reybrouck een controversieel idee, dat nadien eventueel halfslachtig onderbouwd wordt. Het bleek een succesrecept : gewoon tegen wat schenen schoppen en je kan nog eens een weekje in de belangstelling staan. Laten we parlementsleden uitloten ! Laten we zelfmoordterroristen benaderen zoals we suïcideplegers benaderen !
Zelfs als Van Reybrouck niet alleen op aandacht belust is, dan heeft hij zichzelf alleszins wijs gemaakt dat de rest van de wereld alleen op aandacht belust is. Zo zijn islamistische terroristen – die hun motivatie toch van de daken schreeuwen – volgens Van Reybrouck alleen maar aandachtshoeren. Zijn laatste opiniestuk kreeg de titel : “Geef terroristen niet de aandacht die ze vragen” (De Morgen, 01/07/2017). Daarin beweert hij onder meer : “Geen enkele jihadist doodt zichzelf om vervolgens doodgezwegen te worden. Als het is om genegeerd te worden, kan hij net zo goed blijven leven”. In de ogen van Van Reybrouck zijn islamistische terroristen “nobody’s” die een “somebody” willen worden in de Westerse mainstreammedia : ze worden alleen maar gedreven door een morbide verlangen om in elk journaal te zitten.
Ongeloof over geloof
Als je Van Reybrouck moet geloven, dan zijn islamistische terroristen niet eens islamistisch. Zijn hele opiniestuk over zelfmoordaanslagen is een perfecte illustratie van wat onder meer door Maarten Boudry beschreven werd als “het Westers ongeloof over geloof”. Seculiere intellectuelen zoals Van Reybrouck kunnen zich simpelweg niet voorstellen dat islamistische terroristen echt doordrongen zijn van Allah, Mohammed en al die andere onzin. Dat wordt pijnlijk duidelijk in zijn opiniestuk, bijvoorbeeld wanneer hij schrijft : “Anno 2017 weet je als terrorist nog steeds niet of die 72 maagden daadwerkelijk op je liggen te wachten in het paradijs”. De auteur projecteert gewoon zijn eigen agnosticisme op jihadi’s, die in realiteit natuurlijk wél denken zeker te weten dat hun beloning het eeuwige Paradijs zal zijn.
Van Reybrouck negeert in zijn hele stuk de notie van ‘martelaarschap’ – nochtans centraal in de ideologie van de islamitische jihad. Hij ontkent zelfs dat de islamistische terroristen gedreven worden door een religieus extremisme. In een van de meest aanstootgevende passages van zijn betoog omschrijft hij de golf van aanslagen in Europa als “een suïcidecluster : een golf van vergelijkbare zelfdodingen begaan door mensen die zich door eerdere, sterk gemediatiseerde voorbeelden hebben laten inspireren”. Dat is de waarheid te veel geweld aandoen. De terroristische moordenaars hebben zich laten inspireren door de koran en door de meest waanzinnige interpretaties van de islam. Dat religieus fanatisme is ons compleet vreemd en het is een confronterende realiteit voor progressieve kosmopolieten zoals Van Reybrouck – maar dat maakt het niet minder waar.
Show & Spelletje
Als zijn opiniestuk één ding duidelijk maakt, dan wel dat Van Reybrouck de terroristen niet ernstig neemt. Hun opeisingsvideo’s, hun islamistische literatuur, hun eed van trouw aan de kalief, hun jihadvlaggen, hun laatste Allāhu akbar : het is allemaal maar show, een poging om zichzelf en de wereld te overtuigen dat het iets met de islam te maken heeft. In plaats daarvan dichten mensen als Van Reybrouck de terroristen allerlei andere doelen toe. Ze zouden angst en paniek willen verspreiden. Ze zouden de westerse democratieën willen destabiliseren, door allochtonen en autochtonen tegen elkaar op te zetten. Ze zouden de rechterzijde willen versterken bij verkiezingen. Toevallig allemaal “doelstellingen” die eenzelfde reactie legitimeren : relativeren, minimaliseren, zelfs negeren. Wie forser of kordater wil reageren, die “speelt het spelletje van de terroristen”.
Bij Van Reybrouck zijn de terroristen geen diepgelovige moslims, maar mediageile medemensen. Ze dingen niet naar de goedkeuring van Allah, maar jagen op de seculiere eerbewijzen van onze westerse beschaving : uitgebreide media-aandacht in onze vrije pers, een toespraak van de president en publieke tekenen van officiële rouw (vlaggen halfstok, belichte monumenten, minuten stilte). Ze willen alleen maar de hoofdrol in een grote mediashow. In het wereldbeeld van Van Reybrouck is blijkbaar geen plaats voor jonge mannen die dromen van het Paradijs, trouw zweren aan een groter ideaal, zich onderwerpen aan een hoger doel of er oprecht van overtuigd zijn dat de enige god Allah is, met Mohammed als zijn profeet. Zijn hele analyse drijft op een wensdroom : dat moslims compleet verwesterst zijn en dat hun hele godsdienst ook maar een cultureel sausje is – niet iets écht.
Die Umwertung aller Werte
Een kromme diagnose leidt naar kromme remediëring. “Behandel aanslagen als criminele feiten, niet als culturele, militaire of theologische : dat is de framing van de terrorist“, stelt Van Reybrouck voor. Hij richt zich tot de journalisten van de mainstream-media, omdat hij gelooft dat zij nog steeds gezaghebbende poortwachters zijn die het publieke debat modereren en sturen. Alsof de hele internet- en sociale media-revolutie niet begonnen is, schrijft Van Reybrouck : “Terroristen kunnen nog zoveel bommen plaatsen als ze willen, als de media er niet over berichten, is hun aanslag mislukt“. Niet alleen overschat Van Reybrouck het afnemende belang van de klassieke media, hij verliest ook uit het oog dat terroristen eerder uit zijn op de goedkeuring van hun medestrijders, hun geloofsgenoten : hun broeders. Niet iedereen zwijmelt voor de aandacht van een westerse journalist. It’s not you, it’s the islam, stupid.
De belangrijkste denkfout van Van Reybrouck blijft echter onuitgesproken. Net als vele anderen ter linkerzijde gaat Van Reybrouck er voetstoots vanuit dat het onze verantwoordelijkheid is om aanslagen te voorkomen. Dat wordt nog het duidelijkst uit zijn obscene voorstel over de Zelfmoordlijn 1813 : “Moeten zij hun werking diversifiëren, zowel op het vlak van diensten als personeel ? Moeten ze bellers of chatters te woord kunnen staan in het Amazigh, het Arabisch of zelfs nog maar de geschreven jongerentaal van tegenwoordig ? Moeten telefonisten kennis hebben van de islam ?“. Blijkbaar is het aan ons, veel te blanke Vlamingen, om ons meer te richten op de aanhangers van Islamitische Staat. Het is volgens Van Reybrouck onze opdracht om hén tegemoet te komen. Het is dezelfde idee die ook leeft bij sp.a Antwerpen, waar men zich onlangs luidop afvroeg of de politie niet meer moest deelnemen aan islamitische iftars, om zo aanvallen op de politie te voorkomen. Het is de omkering van elke logica : de slachtoffers moeten zich aanpassen aan de daders.
Er wordt vaak gezegd dat niemand nog wegkijkt. Er wordt gezegd dat de rechterzijde schiet op een karikatuur die al lang niet meer bestaat : de struisvogel-intellectueel die zijn hoofd nog liever in het zand steekt dan de problemen onder ogen te zien. David Van Reybrouck én de bijval waarop hij kan rekenen in sommige middens bewijzen echter dat 2017 op bepaalde plaatsen nog altijd een beetje de jaren 1990 is.
Foto’s : (c) Gazet van Hove.