De revolte die het Belgique à papa op zijn kop zette, en waar links nooit vat op kreeg

www.doorbraak.be – door Johan Sanctorum

2018 is het jaar waarin de fameuze mei ’68-revolte een halve eeuw oud is, en dat zullen we geweten hebben : het wordt een jubileumjaar waarin alle mogelijke soixante-huitards herinneringen mogen ophalen uit de goede oude tijd, maar waarin we ook de voorspelbare uithalen mogen verwachten tegen die ‘opstoot van decadent hedonisme’ en de ‘vrijheid-blijheid-moraal die onze waarden heeft vernietigd’.

Historisch valt de ’68-golf inderdaad te lezen als een wereldwijde oprisping van ongenoegen die de golden sixties afsloot, een contestatie tegen de heilige huisjes, de burgerlijke moraal, ‘het systeem’, en dit vanwege een naoorlogse babyboomgeneratie die de universiteiten bevolkte en veel tijd had om te vergaderen en pamfletten te schrijven. Ze riepen leuzen als ‘verboden te verbieden’ en ‘de verbeelding aan de macht’, maar wilden uiteindelijk vooral zelf aan de macht komen en een nieuw establishment met eigen politiek-correcte codes vormen. Een dubbelheid die hen dra het hoongelach van de rechterzijde zou opleveren, maar ook van sommige linkse denkers als Jacques Lacan.

Het boeiende aan dat ‘68-gebeuren is anderzijds dat het een containerbegrip blijkt voor heel diverse uitingen van ongenoegen. Een brede waaier van lokaal-nationale burgerprotesten die vooral dankzij de televisie internationale weerklank zouden krijgen en zouden versmelten tot wat de geschiedenis zou ingaan als de mei ‘68-beweging.

In de VS groeide het verzet tegen de Vietnamoorlog, met de hippie- en Flower Power-beweging als dominante tegencultuur. In Tsjechoslowakije kwamen burgers massaal op straat om meer democratie te eisen en het progressieve Dubček-regime te steunen, tot Russische tanks in de straten van Praag daar een einde aan maakten. Nederland hield het vooral ludiek met de Provo’s en de Kabouterbeweging die overigens nooit de gestelde lichamen zouden verontrusten.

Maar Parijs, de stad van de liefde, zou de meest iconische plek van heel het gebeuren worden : daar begon alles met het ongenoegen van mannelijke studenten die niet op de meisjeskamers mochten komen slapen. Testosteron was en bleef de drijfveer van de Parijse studentenrevolte, hoeveel ideologische saus er ook werd op gespoten door belhamels als Rudi Dutschke en Daniel Cohn-Bendit, achteraf bekeerd tot brave groene jongens en EU-bureaucraten.

Een ‘poreuze’ taalgrens

Elke land zijn passend ‘68 dus. Edoch, Vlaanderen mag de eer opeisen, het startschot te hebben gegeven tot de grote contestatiegolf. Al in januari ’68, toen ze het in Parijs nog veel te koud vonden om op straat te komen, stond Leuven in rep en roer, waar de studenten onder de motto’s ‘Leuven Vlaams’ en ‘Walen buiten’ de overheveling eisten van de Franstalige UCL-faculteiten naar Wallonië.

De aanloop tot dat studentenprotest is complex, en onverbrekelijk verbonden met het hybride karakter van de Belgische staat, in se een restant van de postnapoleontische restauratie waar een Franstalige minderheid haar voorrechten gebetonneerd had. In de jaren 60 bleek de onhoudbaarheid van die structuur, maar zochten de francofone politieke elites ook ijverig naar lapmiddelen en zelfs nieuwe verfransingsstrategieën.

Bij het vastleggen van de taalgrens in 1962 hadden ze al bekomen dat de tweetaligheid van Leuven, een Vlaamse stad, wettelijk verzekerd was via de unitaire KUL/UCL-structuur. Maar daar bleef het niet bij. Begin de jaren 60 al zocht de UCL, die ook een afdeling had in Brussel/Sint-Lambrechts-Woluwe, naar uitbreidingsgebied in Waals-Brabant om zo een corridor te forceren tussen Brussel en Wallonië — een duurzame natte droom van francofoon België — met Leuven als ankerpunt. De universitaire uitbreiding kaderde met name in een olievlekstrategie die de taalgrens opnieuw poreus zou maken (in het Frans tamponisation genoemd) en naderhand faciliteiten zou kunnen opleveren.

In 1965 werd die uitbreiding zelfs in een wet gegoten, en een jaar later door de Belgische bisschoppen bevestigd, met de gehate kardinaal Suenens voorop. Daarna groeit het ongenoegen aan Vlaamse kant, en radicaliseert de studentengemeenschap : men beseft dat de tweetalige academische structuur van Leuven een breekijzer is voor het Franstalige politieke establishment om aan een soort gebiedsroof te doen, waarmee ‘Leuven Vlaams’ zowaar aansluiting vindt bij de internationale anti-imperialistische credo’s.

Ondertussen had de regering-Van Den Boeynants de zaak naar zich toe getrokken en zette ze de unitaire hakken in het zand, waardoor het studentenprotest verder aanzwelde tot een globale aversie van het Belgique à papa. Meteen was ‘Leuven Vlaams’, veel meer dan een universitaire kwestie, de voorhamer geworden die tegen een ancien régime aan beukte. Dat uiteindelijk moest inbinden. De regering viel op 7 februari 1968, en na vervroegde verkiezingen werd de splitsing een feit.

Ondertussen bij de Rode Gardes

Links heeft die radicaal-flamingante stempel op de Vlaamse variant van het ’68-gebeuren nooit verteerd. Dat blijkt onder meer uit het vijfdelige Kerstessay in De Standaard van Paul Goossens. Vijf episodes nostalgisch gemijmer, waarin de oud-studentenleider de realiteit maar niet onder ogen wil zien. Het heet dat de Vlaamse beweging de ’68-beweging zou hebben gekaapt, gebruikmakend van de kerktorenmentaliteit die in het studentenmilieu heerste.

Terwijl het net iets anders in mekaar zat : het waren de doctrinaire marxist-leninisten die als ontkerkelijkte collegejongens op zoek waren naar nieuwe zekerheden en bij het Rode Boekje van Mao uitkwamen, een dogmatisch ersatz-Evangelie waardoor ze wel vertrouwd waren met de Culturele Revolutie in China maar de afspraak met de Vlaams-Belgische realiteit compleet rateerden. Paul Goossens was een van hen. Als ‘rode’ studentenleider kwam hij uit een diep-katholiek nest en volgde zelfs twee jaar een priesteropleiding vóór hij aan de KUL arriveerde, een episode in zijn cv die hij achteraf zorgvuldig verborgen hield tot een journalist van Le Soir er toevallig op uitkwam.

Het geharrewar met de Belgische clerus konden de Rode Wachten ideologisch nog wel lezen. Maar wanneer ‘Leuven Vlaams’ een nationale dimensie kreeg, die een regimecrisis dreigde te veroorzaken, haakten ze af en trokken ze zich terug in het grote gelijk van een onbegrepen voorhoede. Toen in januari ’68 de bom ontplofte, moesten agitatoren als Paul Goossens en Amada-oprichter Ludo Martens geërgerd toezien hoe Leuven was veranderd in een door leeuwenvlaggen gedomineerde stad. En hoe zelfs, horresco referens, een VMO-uniform af en toe het straatbeeld ‘ontsierde’.

Erger nog : het feit dat deze revolte ook lukte en effectief leidde tot een overheveling van de Franstalige UCL-faculteiten naar Wallonië, is voor Goossens en C° een duurzaam trauma gebleven, met een blijvende haat tegen de Vlaamse beweging, die hen uiteindelijk deed belanden in een neo-Belgicistisch discours, pro monarchie zelfs, uiteraard ook pro EU en zijn democratisch deficit. Finaal omarmden ze zelfs, uit slecht begrepen multiculturalisme, een religie, islam genaamd, die met alle principes van de Europese Verlichting korte metten wil maken. Hoe ver kan je afdwalen.

De Belgische restauratie

‘Leuven Vlaams’ is het laatste en misschien wel grootste succes van de brede Vlaamse beweging, waarin het Belgische regime op zijn grondvesten wankelde. Daarna vindt men de staatshervormingen uit, een groteske kleine lettertjesdans die het compromis bezegelt en waarin de Franstaligen zich meesters tonen aan de onderhandelingstafel. De Vlaams-katholieke CVP sluit met het ‘socialistische’ Wallonië een duivelspact waaruit finaal het monsterlijk derde gewest, genaamd, Brussel, zal te voorschijn komen.

Want uiteraard sloeg ook in Vlaanderen en België de restauratie toe. Leuven werd wel Vlaams, maar de Belgische staat vond zichzelf opnieuw uit en kwam eigenlijk versterkt uit de crisis. Dat hebben we te danken aan het tactische flair van de Franstalige politici, maar ook aan de laksheid van de Vlaamse, die er niet in slagen om het Belgische feit finaal te ontmantelen, ook niet met een zogenaamd Vlaams-republikeinse partij in de regering, te weten de N-VA.

De weerwraak voor het ‘Walen buiten’-motto werd al vrij snel na 1968 tastbaar. De Volksunie, die zich had opgetrokken aan de Leuvense triomf, liet zich via het Egmontpact deskundig kalltstellen. Het Vlaams Blok/Belang dat daaruit ontstond, werd via een cordon sanitaire buitenspel geplaatst, ook en vooral met medewerking van het Vlaamse politieke establishment.

De sinistere architecten die in de jaren 60 van vorige eeuw le très grand Bruxelles uittekenden dat tot aan Leuven en Waver moest reiken, zijn terug van nooit weg geweest. We zijn nu al aan de zesde staatshervorming toe, in een reeks waar niemand het einde van kent. Brussel-Halle-Vilvoorde is ondertussen gesplitst, maar Franstalige rechters zetelen nog altijd in Vlaanderen. Het Ancien Régime is sterker dan ooit, en in een terreurtijdperk is de Belgische eenheid blijkbaar belangrijker dan Vlaamse autonomie. De EU-schoonmoeder houdt verder een oogje in het zeil.

50 jaar na zijn revolutionair moment wacht studentenleider Paul Goossens rustig zijn pensioen af als columnist van De Standaard, de krant die vervelde van katholiek-Vlaams naar correct-Belgisch. De cirkel is rond.

Regimegetrouwe krant

Toernee ’68: in dit jubileumjaar trekt Doorbraak-columnist Johan Sanctorum doorheen Vlaanderen en Nederland met een lezing rond het mei ’68 gebeuren. Voor meer info en boekingen klik hier

 

Foto’s © Gazet van Hove.