Waar was u op 17 januari 1961 ? Het is een vraag die Etienne – Steve – Davignon ooit voorgelegd kreeg tijdens een interview voor een Vlaams tijdschrift. Het is veelzeggend dat die datum bij zo goed als niemand een belletje doet rinkelen. Nochtans is dit een belangrijke datum in de Belgische naoorlogse geschiedenis. Het is de dag dat de voormalige premier van het jonge onafhankelijke Congo, Patrice Emery Lumumba, in duistere omstandigheden werd vermoord. Die sterk links georiënteerde politieke querulant werd door veel kringen als hinderlijk beschouwd. Zijn goede relaties met communistische regimes en met Moskou zouden een bedreiging zijn geweest voor de westerse economische belangen, en zeker de Belgische, in Congo. Vandaar dat het niet meer dan normaal zou zijn dat zijn eliminatie het fiat kreeg van de Belgische autoriteiten. Etienne Davignon, in die tijd diplomaat in Congo, toont in zijn memoires (“Mijn drie levens”) aan dat dit niet het geval was. Het was een zaak van en tussen Congolezen. Davignon is duidelijk : “Natuurlijk heeft misschien hier en daar een Belg een rol gespeeld. Maar dan enkel als individu en niet als vertegenwoordiger van de Belgische staat.”
Geen spijt
In de memoires wordt uitgebreid aandacht besteed aan de rol van Davignon als diplomaat en Europees Commissaris (dat laatste in de jaren tachtig). En uiteraard handelt een groot deel van het boek over de passage van Davignon bij de Generale Maatschappij, tot eind de jaren tachtig het alfa en het omega van de Belgische economie. Een holding oude stijl zonder toekomstvisie. Dat was de Oude Dame toen Davignon er directeur werd. Vlamingen aan de top van de instelling waren er amper. De Generale Maatschappij was in de jaren tachtig van vorige eeuw niet voorbereid op de grote economische schokken – liberalisering, globalisering – die er zaten aan te komen. De raid van de Italiaan Carlo de Benedetti op de Generale in 1988 was een verrassing. Davignon slaagde erin de Benedetti te counteren door de Generale Maatschappij aan het Franse Suez te verpatsen. Het begin van de uitverkoop aan Frankrijk van veel van de Belgische kroonjuwelen (Royal Belge, Tractebel/Electrabel, Petrofina,…). Davignon wordt algemeen beschouwd als één van de hoofdverantwoordelijken van die uitverkoop. Wat maakt dat het moeilijk te begrijpen is dat die man ooit de titel van minister van Staat gekregen heeft.
Davignon hierover : “Mijn rol bij die uitverkoop ? Dat wordt gezegd. En ik moet ermee leren leven. Maar wat vergeten wordt : ik heb de toenmalige premier tijdens de overnamestrijd rond de Generale Maatschappij in 1989 voorgesteld om een belang van 20 procent in de Generale te nemen. Hij vond het wegens politieke omstandigheden – de Belgische regering was toen in lopende zaken van de verkiezingen van eind 1987 – geen haalbare kaart. Mocht die Belgische verankering van de Generale Maatschappij er toen wel zijn gekomen, dan had België de kans gekregen om een impact te hebben op de toekomst van cruciale economische sectoren.”
Alleen vergeet Davignon erbij te zeggen dat het België van 1988 niet meer het Belgique à papa was. Vlaamse politici – daarin gesteund door Vlaamse ondernemers – wilden de Generale als anti-Vlaamse instelling eens goed doen bloeden.
Davignon heeft dus geen spijt van de uitverkoop. Zijn uitleg : de Franse overnames hebben de waarde van de bedrijven niet doen dalen en de tewerkstelling niet in gevaar gebracht. Dat belangrijke sectoren of nutsbedrijven Frans werden – zoals Electrabel, een melkkoe voor Parijs – was voor hem geen probleem. Wel geeft hij toe dat iemand als Albert Frère zich met die deals aanzienlijk en onterecht verrijkt heeft.
Etienne Davignon, “Mijn drie levens. Herinneringen opgetekend door Marou Labaki”, Lannoo, 2019, 284 blz., 26 euro.
(c) ’t Pallieterke
Foto’s (c) Gazet van Hove