1 november-overpeinzing
Twee maanden geleden heeft mijn buurman afscheid genomen van het leven. Hij leed aan een ongeneeslijke spierziekte, kon op het einde nog amper ademen. Het gevraagde spuitje was voor hem een verlossing. Op zo’n moment iemand het recht op vrijwillige levensbeëindiging onthouden, is gewoon obsceen. Het afscheid vond plaats in het bijzijn van zijn vrouw en enkele naaste familieleden, naar ik hoorde achteraf, sereen, zelfs in een sfeer van dankbaarheid.
De wet heeft dat allemaal netjes geregeld. De dokter komt met zijn valies langs en haalt de spuitjes boven — want het zijn er naar het schijnt twee. Dood gaan doen we allemaal en we hopen allemaal oud te worden zonder al te grote problemen. Maar die zogenaamde levenskwaliteit is een hachelijke zaak. De medische wetenschap laat mensen makkelijk 80, 90 jaar worden, waarbij zich fysieke, mentale en sociale problemen stellen. Het fenomeen van de levensmoeheid komt dan in beeld, het verschijnsel dat gewezen radiomaakster Lutgart Simoens (91) aankaartte in een Knack-interview. Ze pleit voor de notie van ‘het voltooide leven’, het recht om te sterven gewoon als men vindt dat men ‘het gehad heeft’.
Het oorkussen van de duivel
In principe ben ik daar voor, de meesten van ons veronderstel ik. Lutgart Simoens heeft ook haar deel gehad — onder andere twee kleinkinderen gestorven — het gaat dus ook om onverwerkt verdriet. Maar het grootste probleem is, vermoed ik, een verschijnsel van een heel andere aard : verveling. Mensen als Lutgart Simoens hebben een druk leven gehad vol aandacht, ze was een echte radiocoryfee die na haar pensioen in een zwart gat tuimelde. Dan wil zo’n Knack-interview wel eens uitkomst bieden. Heel oneerbiedig zou ik kunnen zeggen dat Lutgart door dat interview, en de commotie er rond, weer aansluiting heeft gevonden bij het onvoltooide leven, ook wel wat melig genoemd : zingeving.
Anders gezegd : het voltooide leven — en dan heb ik het niet over zware depressies — stelt zich vooral in de vorm van verloren uitdagingen. Een mens moet gewoon bezig blijven, al was het maar voedselpakketten gaan uitdelen bij armoede-organisaties. Dat is ook goed om zijn eigen ongelukkigheid te relativeren en het zelfmedelijden te temperen. Want ik veronderstel toch dat mevrouw Simoens als ambtenaar en gewezen medewerkster van de openbare omroep van een mooi pensioen geniet, zich niets te kort hoeft te doen, kan reizen waar ze wil.
Ben ik cynisch ? Integendeel, ook mensen van 90 kunnen zich nog nuttig maken, zeker als ze Lutgart Simoens heten. Niets zo goed tegen het om de hoek loerende monster van de depressie als zich vastbijten in een zaak. Het is opvallend dat de meeste mensen die zich in een hachelijke situatie bevinden — oorlog, onderdrukking, ramp, hongersnood, extreme armoede, zelfs als die situatie een hele tijd duurt en in heel acute crisissituaties —, vooral denken aan overleven en niet aan er vrijwillig uitstappen, zoals dat eufemistisch heet. Waar er moet gevochten worden, lijkt vrijwillige levensbeëindiging helemaal geen optie. Dat maakt de term zelf problematisch. Door ‘het voltooide leven’ als begrip, als recht, als gemeengoed te introduceren, organiseert men als het ware de depressie en het gevoel van leegte, in de volksmond gekend als het oorkussen van de duivel.
Lijkenpikkerij
En dan was er Gwendolyn Rutten, die de notie van ‘het voltooide leven’ wou aanhechten bij het euthanasiegegeven. Niet alleen bij ondraaglijk lijden moet men eruit kunnen stappen, maar ook als men het voor bekeken houdt, orakelt ze.
Wat bij Simoens nog klonk als een roep om aandacht, wordt bij Rutten nu een tamelijk gore usurpatie, om niet te zeggen een vorm van lijkenpikkerij. Mogen mensen ergens nog, in extremis, over zichzelf beslissen buiten de bureaucratie om ? Politiek die zich al te graag met ‘morele problemen’ bezig houdt, bevindt zich op het randje van de hybris, het oud-Griekse woord voor hoogmoed. Als de treinen en bussen op tijd rijden, kinderen niet zonder gevulde brooddoos naar school gaan en armlastige bejaarden niet wegteren, ben ik al heel content. Dan gun ik de parlementairen hun 6.000 euro per maand en de ministers het dubbele.
Heel het leven is één grote inburgering; vanaf het moment dat we uit de moederschoot komen hebben we een identiteitskaart en volgen we een administratief parcours, we zijn in handen van ‘het systeem’. Welnu, op het moment van de dood wil ik uitchecken, uitburgeren, en definitief foert kunnen zeggen, salut en de kost jongens, have fun. Geen politiek, geen systeem, geen paperassen of attesten, maar integendeel een uitgestoken middenvinger.
Dat scenario staat dus wel vast, noteer bij deze. Als ik het echt beu ben, nodig ik een handvol vrienden en vriendinnen uit om met mij het glas te heffen, in het mijne een overdosis van straf spul waar ik niet meer van wakker word. Zonder camera’s of pers. Die uitgenodigde intimi doen niks strafbaars, want hulp bij zelfdoding is volgens de Belgische wet zelfs toegestaan. Heb ik geen zin in gezelschap, dan doe ik het wel solo, met een goeie pornofilm en/of een streepje Wagner. Maar Gwendolyn Rutten wil ik niét in mijn buurt, ook niet in mijn hoofd, en het liefst zou ik willen dat ze ophoudt met kakelen, ieders leven proberen te regelen terwijl haar eigen partij stilaan het stadium van het voltooide leven nadert.
En voor u nu denkt : oef, eindelijk bijna van die Sanctorum af : helaas, ik heb zoals iedereen wel mijn kwade momenten, maar niets schenkt me zoveel voldoening en levenslust als het jennen van andere mensen, het liefst nog de alfa’s, waardoor het voltooide leven in mijn geval zo hypothetisch is als het eindig aantal cijfers na de komma bij het getal pi. Plaudite, amici, comedia infinita est.