De verbinding tussen geloof en rede is een fundament van onze samenleving, maar meer en meer wordt of is dat verlaten. Ondertussen lijdt onze maatschappij aan twee pathologiën van de rede: scientisme en het prometheanisme. Eerst werden de joods-christelijke waarden overboord gegooid met het modernisme. Het postmodernisme dankte de ratio af. En nu lopen we op braak terrein zonder richtingaanwijzers, tenzij conventie, consensus, praktisch nut en beleefdheid.
Herinner !
‘Diep is de bron van het verleden. Moet men die niet onpeilbaar noemen ?’ Zo begint Thomas Mann zijn roman Joseph und seine Brüder. Wat dan volgt zijn mijmeringen van de jonge Jozef die de sterrenhemel aanschouwt en nadenkt over het verste verleden, over voorouders en de opeenvolging van generaties en over het eerste fundament van wijsheid en inzicht. Het is een grootse gedachte.
Het is ook een gedachte die wortelt in de Joodse traditie van het herinneren. Honderddertig maal komt in de bijbel de gebiedende wijs Zachor, herinner, voor. Want het verleden is nooit weg. Het maakt onlosmakelijk deel uit van het heden. En in het Zachor-gebod schuilt altijd een morele waarschuwing.
Hoe ver van dat alles is de moderne kijk op het verleden. De tijdgeest ziet het verleden vooral als een last die we moeten afschudden om vooruitgang mogelijk te maken. Minachting van het verleden is voor velen een teken van intellectueel niveau. Het verleden vergeten wordt actief aangemoedigd. De mens wil zijn leven, zijn moraal, zijn verplichtingen, volkomen autonoom zelf vastleggen. Geschiedenis in het onderwijs ? Nutteloos. In de economie telt de innovatie. In de sociale wetenschappen verdringt de ene mode de andere. De politiek leeft op het ritme van het dagelijks nieuws. Sociale rechtvaardigheidsridders vinden voortdurend nieuwe rechten voor steeds nieuwe groepen.
Overgangstijd
Wij leven in een lange overgangsfase van een joods-christelijke beschaving naar een nieuwe wereld. Maatschappijstructuren kalven af (machtsblokken, naties, ecologie, migratie, geboorten, veiligheid), maar evenzeer structuren van het persoonlijk leven (huwelijk, mensbeeld, voortplanting, kinderen, geloof). Nog een halve eeuw geleden bood religie het alomtegenwoordige kader om bindingen aan te gaan die verder reiken dan een mensenleven. Religie was de manier waarop de hunkering naar transcendentie omgezet werd in richtlijnen voor het leven. Alle kunst en cultuur, zingen en zeggen, dichten en componeren, schilderen en beeldhouwen, was in de kern een gesprek met God.
Met het verlies van de binding met het transcendente verloor de Westerse mens ook zijn wortels, zijn identiteit en zijn geschiedenis. Het Grote Vergeten is ingezet. Verwoed wordt gezocht naar nieuwe houvasten, die men hoopt te vinden in thema’s buiten de religie : klimaat, ecologie, astrologie, humanisme, universalisme, technologie, consumptie.
Met het Grote Vergeten zette ook de privatisering van het geloof in. Dat is waar de liberale ideologie op hamert : thuis doet en gelooft eenieder wat hij wil, zolang het privé blijft. Het lijkt tegemoetkomend, tolerant. Tolerantie vervelt tot een synoniem voor onverschilligheid. Zonder de binding met God zijn er geen vaste waarheden op aarde, want iedereen bepaalt die dan zelf. Wat ons dan nog enigszins samen houdt, dat zijn concepten als humaniteit, emotionele ‘betrokkenheid’, vage Europese waarden, en de zorg dat het ons goed gaat, dat we ‘content’ zijn.
Wat precies zijn we aan het vergeten ?
We vergeten twee zeer fundamentele inzichten : de notie dat God de mens schiep naar zijn beeld, en de notie dat de mens in staat is Gods schepping te denken, te onderzoeken. Die beide noties, geloof en rede, fides et ratio, in een grandioze synthese, liggen aan de basis van onze beschaving. De joods-christelijke idealen, samen met de logos van Athene, zijn de diamanten van ons denken.
Twee recent verschenen boeken leggen uit wat die synthese van rede en geloof precies inhoudt en hoe die synthese de Westerse beschaving heeft helpen opbouwen. De jonge Amerikaanse politieke commentator Ben Shapiro schreef The Right Side of History. How Reason and Moral Purpose Made the West Great. Zijn landgenoot Samuel Gregg, research director van het Acton Institute, schreef Reason, Faith, and the Struggle for Western Civilization, een uiteenzetting over de intellectuele en religieuze stromingen die onze beschaving gemaakt hebben tot wat ze is.
Beide auteurs vertellen hoe de joods-christelijke ideeën over geloof en rede tot bloei kwamen in het denken van Mozes en de Hebreeuwse profeten, bij de apostel Paulus, bij Maimonides en Thomas van Aquino, bij de eerste denkers van de Verlichting en bij de grondleggers van de Amerikaanse onafhankelijkheid. Zij vertellen ook hoe de synthese van geloof en rede verbroken werd bij denkers zoals Karl Marx, John Stuart Mill en Friedrich Nietzsche. Zij vertellen hoe de modernisten, en daarna de postmodernisten de wortels van de beschaving uittrokken en hoe hun sloopwerk, binnen de universiteiten, de media en de politiek, onverminderd doorgaat.
De Westerse beschaving was en is een permanente zoektocht
De Westerse beschaving was – en is – een permanente zoektocht naar waarheid en goedheid. Aan die zoektocht is fundamenteel gestalte gegeven door de manier waarop Jodendom, en later Christendom, hebben voorgehouden dat de God van de bijbel de wereld geschapen heeft.
Even fundamenteel is dat God de mens geschapen heeft naar zijn beeld en gelijkenis. Die zin is wellicht de mooiste die ooit neergeschreven is. Beeld en gelijkenis komen niet neer op wat velen – naïef of slinks – als een foto voorstellen; beeld en gelijkenis houden voor alles een morele opdracht in.
De bijdrage van de Grieken
Er is nog een andere pijler van onze beschaving en die komt uit het oude Griekenland. Terwijl de Sinaï-codex de mens wilde optillen door hem een Goddelijke opdracht te geven en een Goddelijke ziel, bestond het project van de oude Grieken erin diezelfde mens op te tillen door hem zijn talenten te doen gebruiken. Dat wil niet zeggen dat religie het gebruik van onze talenten uitsluit, maar dat de Grieken van het gebruik van ‘s mensen talenten een prioriteit maakten.
De Grieken gaven drie basisprincipes mee : wij kunnen ons doel in het leven ontdekken door naar de natuur rondom ons te kijken; we moeten de natuur bestuderen en onze rede gebruiken; en de rede – de logos – kan helpen om de beste collectieve systemen op te bouwen. Samengevat : de Grieken gaven ons wetten, wetenschap, en het conceptueel denken om een staatsbestel op te bouwen.
De idee van het transcendente, de idee dat geluk samen hangt met deugd, het besef dat de wereld die de Schepper gemaakt heeft, orde vertoont, dat we die orde kunnen denken, verbeteren, meer zelfs, dat we daartoe verplicht zijn: het zijn allemaal noties die gegroeid zijn in Jerusalem en in Athene.
Wetenschap, recht, deugden, welvaart, vrede, kunst, filosofie, staatsdenken: ook dat zijn noties die gegroeid zijn uit de joods-christelijke waarden en de Griekse logos.
De synthese van geloof en rede
De visie waarin geloof en rede, fides et ratio, Jerusalem en Athene, in een grootse synthese opgaan, was als een fakkel op de weg van moraal en wijsheid. Die fakkel begeleidde de Westerse mens eeuwenlang en hij werd brandend gehouden door grote denkers en wijzen. Het is een fakkel die moeilijk uit te doven is, omdat de menselijke ziel volhardend is en de drang naar wijsheid ingeboren is.
Met de Verlichting kwam de nadruk te liggen op empirisch onderzoek. Dat leidde tot een groter inzicht in natuur en materie, en bracht wetenschappen tot bloei. De Verlichting droeg aanvankelijk ook bij om het concept godsdienstvrijheid ingang te doen vinden, een begrip dat joodse denkers en christelijke Kerkvaders reeds hadden bepleit. Vele denkers van de Verlichting stonden hoegenaamd niet vijandig tegenover de godsdienst. Ook konden gelovige denkers de ontdekkingen van de Verlichting moeiteloos verzoenen met hun religieuze overtuiging.
Dan kwam de breuk
Wel hebben een aantal Verlichtingsdenkers fatale pistes geopend. Eén ervan was de notie dat, aangezien de wetenschap ons hielp om meester te worden over de materiele natuur, dezelfde wetenschap ook de menselijke natuur kan veranderen. Een andere piste was de idee dat de menselijke geest geboren werd als een leeg blad, dat dan door de samenleving wordt beschreven. Deze pistes mondden uiteindelijk uit in het denkbeeld dat de wereld het resultaat was van puur toeval en mechanische noodwendigheid. Toeval en noodwendigheid is trouwens de titel van het boek van de Franse bioloog Jacques Monod. Het is één van de meest pessimistische boeken die ik ooit onder ogen kreeg.
De grote ontsporing kwam door de principiële breuk tussen geloof en rede, met als gevolg dat de rede zelf haar weg verloor. Daardoor ontstonden wat paus Benedictus XVI de pathologieën van de rede noemde : het scientisme en het prometheanisme.
Scientisten zijn ervan overtuigd dat de natuurwetenschappen kunnen bepalen of iets goed of kwaad is, dat de wetenschap ons de informatie geeft over goed of slecht handelen. Het prometheanisme is vooral een speeltje van intellectuelen die denken dat zij de wereld, de samenleving én de mens kunnen veranderen. Die pathologie leidde in de twintigste eeuw al tot twee van de afschuwelijkste politieke experimenten. Nu, met de bloei van de biotechnologie en het afkalven van de bio-ethiek, die experimenten zoals eugenisme en transhumanisme mogelijk maken, zitten we volop in een nieuwe uitwas van deze pathologie.
Natuurwet
Al deze trends botsen met de joods-christelijke visie en met de natuurwet. Dit concept van de natuurwet was vele eeuwen de ruggengraat van ons moreel denken. De natuurwet bepaalt dat het besef van goed en kwaad ontologisch in de menselijke rede aanwezig is, vòòr elke vorm van samenleving, en dat de Schepper zelf dat bewustzijn via de natuurwet in de ziel van elke mens inplantte.
Het overboord gooien van de joods-christelijke waarden en de Griekse ratio is al enkele eeuwen aan de gang. Met het modernisme werd de religie afgevoerd. Daarna, met het postmodernisme, werd de ratio afgedankt. We lopen nu op braak terrein, waar ons handelen geen referentiepunt meer vindt in een vaste morele code en waar ons samenleven enkel nog gebaseerd is op conventie, consensus, praktisch nut en beleefdheid. We kunnen nog een tijd voort, maar we zijn aan het rentenieren op het kapitaal dat de religie, de moraal en de natuurwet duizenden jaren lang opgebouwd hebben.
Kan het Westen overleven ?
Samuel Gregg stelt in zijn boek de vraag die echt telt : Kan het Westen overleven ? Voor hem en voor Shapiro is het antwoord : ja, het Westen kan opnieuw bloeien en sterk worden, op voorwaarde dat de synthese van geloof en rede hersteld wordt. Als Joden en Christenen die wederopbouw wensen, staan zij voor een reeks grote bouwwerven. Het onderwijs moet opnieuw aanknopen met de grote traditie. Geschiedenis moet terug haar plaats in het onderwijs krijgen die ze verdient. Filosofie moet zich opnieuw met de grote vragen bezig houden en niet met methoden en experimenten. De breuk tussen recht en moraal moet hersteld worden. Religie moet gaan over de band met het transcendente, over de hunkering naar God. Het sentimenteel humanitarisme dat momenteel domineert, heeft de grote godsdiensten in het Westen doen vervellen in licht spirituele versies van politieke actiegroepen.
Als we weer een werkbaar beschavingskader willen heropbouwen, dan zal dat voor een groot deel afhangen van onze morele visie op de mens, op de rede en dus ook van onze visie op God. Dat kan enkel gebeuren als het respect voor de Eerste Waarheden hersteld wordt, de Natuurwet zijn centrale plaats in het moreel denken terug krijgt, als het Verbond met de Schepper hersteld wordt en als de samenleving zich herstelt van de pathologie van de losgeslagen rede.
De teloorgang is niet onvermijdelijk. De hunkering naar gerechtigheid, waarheid en vrijheid is deel van wie we zijn. Het in rationele vorm gieten van deze verlangens is deel van de twee religies die onze beschaving gemaakt hebben tot wat ze is.
Misschien is het nog niet te laat.