Vieze bijklank
Na de Tweede Wereldoorlog was de algemene opvatting dat nationalisme dood en begraven was. Nationalisme kreeg een vieze bijklank, maar was allerminst dood. Zo was er een opleving van nationalisme in de vroegere kolonies. De Vlaamse beweging daarentegen zou tevreden zijn met autonomie op vlak van cultuur en taal; men zou dan overgaan tot de orde van de dag. Geen verdere autonomie op welk vlak dan ook. België zelf zou een federaal land worden. Noord en Zuid werden voortaan Vlaanderen en Wallonië (ik heb de tijd nog meegemaakt dat het woord ‘Vlaanderen’ niet gebruikt werd. Het was beladen door de oorlog en de daaraan verbonden collaboratie, ook in Wallonië).
Kortom, in linkse kringen zou het nooit meer goed komen met Vlaanderen en nationalisme. Dit wordt vandaag nog versterkt door het op zichzelf terugplooien als volk, gepropageerd door bijvoorbeeld Vlaams Belang dat als alternatief een sociaal programma presenteert dat niet hoeft onder te doen voor dat van linkse partijen. Dit is een merkwaardige combinatie, want ze is blijkbaar alleen van toepassing voor eigen volk ! Emancipatie wordt beperkt tot het eigen volk. Noemen wij dat niet etnisch nationalisme ? Of nog anders : wij tegen zij (Le Flamand ne recule jamais. Il a la douce obstination têtue du fanatisme), afscherming van eigen territorium en verdediging van een specifieke volksaard.
Inter-nationalisme
Als voorzitter van het Vlaams Parlement (2009-2019) zette ik sterk in op internationale contacten, vooral met regionale parlementen in Europa. Wat mij opviel is dat, in tegenstelling tot Vlaanderen, linkse partijen erin slagen om het nationalisme in hun politiek vaandel te dragen. Ik heb dat ervaren bij de Schotten, de Catalanen, de Welshmen, de Basken, de Ieren. Om dan nog te zwijgen van de Baltische Staten. Zelfs de communisten in Catalonië zijn overtuigd van een onafhankelijk regio. Zonder complexen ijvert de Scottish National Party voor een onafhankelijk Schotland binnen de Europese Gemeenschap.
En Vlaanderen ? Wij kennen een aantal kleine groeperingen of verenigingen die pleiten voor een volksnationalisme gebaseerd op inclusie en verdraagzaamheid, met de nadruk op het sociale aspect van de samenleving. Zo zijn er Vlinks en Meervoud. In het verleden waren er pogingen als Sociaal-Flamingantische Landdag en Het Sienjaal — het radicaal-democratische project van Maurits Coppieters en Norbert De Batselier. Het Sienjaal verwees naar een gedicht van Paul Van Ostaijen; na de Eerste Wereldoorlog had zich rond het Vlaams-nationalisme immers een zeer linkse stroming geschaard waarin allerlei emancipatorische bewegingen zich verenigden.
Bepaalde tendensen in de inmiddels niet meer bestaande Volksunie gingen in die richting. Maar progressiviteit en maatschappelijke betrokkenheid werd aanzien als bijna communistisch. Vandaag schuift N-VA langzaam maar zeker op naar rechts van het centrum. In tegenstelling tot de Volksunie kent mijn partij wat dat betreft geen linkse of progressieve tendensen meer. Ikzelf pleit voor een republiek Vlaanderen met klimaatverandering, sociale ongelijkheid en migratie als voornaamste uitdagingen. En met solidariteit als sleutelwoord, ook ten aanzien van onze buren in Wallonië. Ik sta hiermee redelijk alleen in mijn partij. Al denken wel meer mensen bij N-VA zoals ik, ook parlementsleden.
Patriottisme
Het begrip nationalisme blijft, ook door het verleden, beladen. Mogelijk spreken wij beter over patriottisme, zoals Ludo Abicht in Patriottisme kent geen grenzen (Pelckmans, 2014). Met daarbij de vraag : hoe kan een links patriottisme er dan uitzien ? Sleutelbegrippen als antwoord zijn : inclusief of het nu over een sociaal conflict, een levensbeschouwelijke keuze, een streek, een land of zelfs een culturele of genderidentiteit gaat ! Tweede sleutelbegrip is solidariteit met vooral de zwakkeren onder ons. Ludo Abicht omschrijft het in Land op de tweesprong (Gravensteengroep/Pelckmans, 2012) als volgt : ‘Als overtuigd progressieve intellectuelen, kunstenaars en opiniemakers voelen we ons niet thuis in een Vlaamse Beweging waarin sociaaleconomisch centrumrechtse, conservatieve en in de marge zelfs extreemrechtse krachten de agenda bepalen‘.
In het artikel Links en het Vlaams-nationalisme: Living Apart Together in Belgium (SamPol, oktober 2011) eindigt mijn promotor Bruno De Wever als volgt: ‘Met een anti-Belgisch en centrumrechts programma bekoorde de N-VA in 2010 bijna 30% van de Vlaamse kiezers. Telt men daar het resultaat van het VB bij, dan kiezen meer dan 40% van de Vlamingen voor het separatisme terwijl de Vlaamse sociaaldemocraten nooit minder stemmen haalden. De sp.a staat op een kruispunt. Accepteert ze de Vlaamse natievorming en kiest ze voluit voor de Vlaamse staatsvorming met een links programma ? Of wordt ze de vaandeldrager van de wederopbouw van de Belgische samenhorigheid ? Dat laatste belooft een lange en moeizame weg te worden’. De situatie is er vandaag, bijna tien jaar later, voor links niet minder acuut op geworden. Geven deze twee citaten van Ludo Abicht en Bruno De Wever niet juist weer wat links en Vlaanderen zou kunnen betekenen ?
Deze bijdrage verscheen eerder in Samenleving & Politiek, XXVII, 2020, nr. 4 (april).