Opstart scholen blijkt harde dobber
Vanaf 15 mei gaan de scholen terug open. Maar eigenlijk pas op 18 mei. Of toch gedeeltelijk, daar waar het kan. Er bestaat dus heel wat onduidelijkheid. Niet alle jaren worden terug op school verwacht. Er worden heel wat voorwaarden gesteld. Veel hangt af van de ruimte die scholen ter beschikking hebben. Er wordt vooral gekeken naar de lokale besturen om de scholen te helpen en te begeleiden bij het heropstarten.
Wie wel, wie niet ?
Op de website van het departement onderwijs vinden we de informatie over welke jaargangen terug op school kunnen komen voor onderricht. In het secundair wordt in een eerste fase enkel het laatste jaar op de schoolbanken toegelaten. Voor het aso staat er één volle dag op het programma, het bso/tso en kso mag rekenen op maximum twee volle dagen. Voor de resterende dagen én de resterende jaargangen blijft afstandsonderwijs de norm.
Voor het basisonderwijs werd beslist om de eerste twee jaargangen en het zesde jaar terug toegang te geven tot de klas. Hier wordt van de scholen dus meer verwacht. Meer lesdagen ook, met een maximum van vier volle dagen voor het eerste en het tweede leerjaar. Het zesde leerjaar krijgt er twee, al mogen die verspreid worden over vier halve dagen. Belangrijk in deze is het respecteren van ‘bubbels’, waarmee bedoeld wordt dat de leerlingen in groepen van ten hoogste veertien kinderen worden opgedeeld. Die groepen blijven samen en vermijden ten allen tijde contact met de andere ‘bubbels’.
Los van de groepen die vanaf 18 mei worden toegelaten om les te volgen blijft er opvang voor de overige kinderen mogelijk. Het is duidelijk dat de organisatie van dit hele gebeuren menige schooldirectie slapeloze nachten bezorgd. Op het kabinet Weyts, waar de bevoegdheid voor onderwijs ligt, stelt men alles in het werk om de heropstart zo goed mogelijk voor te bereiden.
Rekenen op Lokale Overheden
Michaël Devoldere, woordvoerder kabinet Weyts : ‘We zetten momenteel de inspecteurs in om de scholen te bevragen en te peilen naar mogelijke praktische problemen. We merken dat er een grote drive is om terug op te starten, maar niet alle scholen zijn even ruim behuisd. Sommigen overwegen lesgeven in open lucht, hetgeen door de virologen wordt aangemoedigd omwille van gezondheidsredenen, maar het weer moet dit toelaten. In eerste instantie lijkt er toch veel mogelijk te zijn omdat nog niet alle leerjaren tegelijk terugkomen. Ook klassen die ontdubbeld moeten worden kunnen zo een ruimte vinden in vrijstaande lokalen.’
‘Sinds gisteren (dinsdag 5 mei, nvda) weten we ook dat de scholen een beroep kunnen doen op de lokale besturen wanneer er plaatsgebrek zou zijn. Voor Brussel wordt er rechtstreeks doorverwezen naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). Elke situatie is anders. Naar de toekomst toe, wanneer nog meer leerjaren zouden deelnemen, kunnen de problemen enkel groter worden. Op het veld gebeurt er heel veel, er wordt hard gewerkt. Maar echt beloven dat het overal gaat lukken zoals wij het voor ogen hebben, dat durf ik momenteel niet doen.’
Even paniek
In Grimbergen, een gemeente in de Vlaamse Rand die grenst aan Brussel, is Karlijne van Bree (Vernieuwing) schepen bevoegd voor onderwijs. We bellen haar op en treffen haar net na een uitgebreide vergadersessie over de heropstart.
Karlijne Van Bree : ‘We hebben in Grimbergen vier gemeentelijke basisscholen die rechtstreeks onder mijn bevoegdheid vallen. Daarbuiten zijn er ook nog vijf scholen van de andere netten. Er zijn al drie intensieve overlegmomenten van vier à zes uur geweest met de schoolhoofden om praktische problemen in kaart te brengen.’
‘In eerste instantie was er alleen sprake van opvang voor kinderen uit de kwetsbare categorieën en van ouders uit de essentiële sectoren. Nu wordt er een opstart verwacht voor de eerste twee jaren en het laatste jaar uit het basisonderwijs en wordt de opvang opengetrokken naar iedereen omdat meer ouders terug aan het werk gaan. Er was in het begin een beetje paniek omdat er een toevloed werd verwacht. Volgens het draaiboek moet je rekening houden met “bubbels” die niet gemixt mogen worden, dus plaatsgebrek was een mogelijk pijnpunt. Die toevloed blijkt nu wel mee te vallen, waardoor we toch in alle scholen aan de verwachtingen gaan kunnen voldoen.’
Veel vrijheid voor invulling
‘Concreet is er overlegd met de diensten Vrije Tijd en Logistiek, evenals met de veiligheidsadviseur,’ aldus Van Bree. ‘De dienst Vrije tijd kan eventueel, als het nodig is, sportzalen ter beschikking stellen voor opvang. De dienst Logistiek staat in voor het reinigen van de lokalen. De veiligheidsadviseur buigt zich over de toelevering van beschermingsmateriaal, extra wasbakken en nadarhekken.’
‘Elke school heeft nu een eigen draaiboek, afhankelijk van de specifieke noden. Die autonomie wordt gegund. In de ene school kiezen ze voor verschillende aanvangsuren, elders worden andere (halve) dagen per groep georganiseerd. Aan de scholen uit de andere netten is de vraag gesteld of ze ondersteuning nodig hebben, maar die lijken tot nu hun plan te trekken. We staan wel klaar om bij te springen in latere fases indien dat nodig blijkt te zijn. Dat is echter nog koffiedik kijken, maar als dezelfde voorwaarden gelden zal het heel moeilijk worden.’
Contact met leeftijdsgenootjes
‘Je merkt dat het belangrijk is voor de kleintjes dat ze terug naar school kunnen. Je ziet hun mentale toestand veranderen, ze hebben nood aan het contact met de leeftijdsgenootjes. Ik zie dat ook thuis. Er is een groot verschil tussen de kinderen uit het basisonderwijs en de groteren uit het secundair, die zelfstandiger functioneren (Van Bree is moeder van twee, eentje in het basisonderwijs, eentje in het tweede middelbaar, nvda).’
Kwetsbare leerlingen
Grimbergen heeft de laatste tijd een grote instroom gekend vanuit Brussel. Hierdoor is de diversiteit toegenomen, maar ook het aantal kinderen uit kwetsbare groepen. Dit zorgt voor extra uitdagingen.
Van Bree: ‘Het blijkt moeilijk om sommige ouders en kinderen te bereiken. In het schooltje in Strombeek, waar de grootste groep anderstalige kinderen zit, kon men in het begin 50 à 60 leerlingen niet bereiken, en dit op een totaal van een 440 kinderen. Dat werd dan doorgegeven aan het OCMW, maar nu is de instructie gekomen om die gevallen door te geven aan het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB). Ondertussen is dat probleem afgenomen, maar er blijven toch nog enkelen uit de boot vallen. Er zijn nochtans inspanningen geleverd om iedereen mee te krijgen. We hebben 52 laptops ter beschikking gesteld om uit te lenen en Telenet heeft gratis internet voorzien om afstandsonderwijs mogelijk te maken voor iedereen.’
Brussel
Dat brengt ons bij de scholen in Brussel, waar de onderwijsproblematiek sterk gekoppeld is aan de grote diversiteit en het grote aantal anderstalige leerlingen. We contacteren Annick Stie, directrice van het Maria-Boodschaplyceum (MaBo).
Annick Stie : ‘Wij hebben besloten om onze zesdejaars één dag per week naar school te halen. Deze leerlingen gaan afstuderen en krijgen dan een diploma uit het Nederlandstalig onderwijs. Daarom is het belangrijk dat hun richtingsvakken en het vak Nederlands nog eens doorlopen worden. Op 15 mei gaan we proefdraaien om dan op 18 mei door te starten. Daarnaast zitten we met een aantal leerlingen die in een penibele leefomgeving zitten, zonder ondersteuning en zonder eigen studieruimte, die ook vaak op vele broertjes en zusjes moeten passen. Daarvoor gaan we één à twee dagen opvang inrichten. Het is de bedoeling om, in overleg met de klassenraden, ondersteuning te bieden. We gaan hen geen les geven, maar wel terug een routine aanreiken. Het gaat hier om leren leren.’
Afstandsonderwijs blijft belangrijkste pijler
‘We hebben wel onze beperkingen qua ruimte. Ik tracht zo weinig mogelijk leerlingen terug te halen. We kunnen dat, omdat we beschikken over een goed functionerend systeem voor afstandsonderwijs. Wij hadden al een aantal jaren terug 100 Chromebooks aangekocht om in de klassen te gebruiken. Daarvan hebben we nu een 70-tal uitgeleend aan de leerlingen die er nood aan hadden. In combinatie met het gratis internetaanbod van Telenet kunnen we alle leerlingen bereiken via Smartschool.’
‘Zo behouden we ook een overzicht. We kunnen zien wie niet reageert of opdrachten niet uitvoert. Die leerlingen contacteren we dan om te zien of er problemen zijn waarbij we kunnen helpen. We hebben op die manier iedereen kunnen bereiken. Dit systeem draait goed. Je blijft natuurlijk nog wel de usual suspects hebben die echt niet meewerken, maar die deden dat tijdens de normale schooltijd ook niet. Jammer genoeg bestaat er geen metamorfosepil…’
Liefst in eigen gebouw
‘Ondertussen zijn we in volle voorbereiding voor de opstart. We hebben alle materiaal, zoals ontsmettingsgel en mondmaskers, kunnen bestellen. Die worden nu geleverd. Zonder zou een opstart onmogelijk zijn. Volgende week wordt de school klaargemaakt en dan kunnen we vrijdag van start gaan.’
‘We verkiezen om binnen onze schoolmuren te blijven. We kregen al het aanbod van Gemeenschapscentrum De Markten om lokalen ter beschikking te stellen, hetgeen zeer geapprecieerd wordt. Het is echter belangrijk dat we de leerlingen kunnen opvangen in hun vertrouwde omgeving. Je merkt dat er stress is bij de kinderen. Wij hebben tot nu toe ook geen opvang voorzien. Onze leerlingen zijn bovengemiddeld zelfstandig en dragen thuis ook vaak zorg voor broertjes en zusjes. Slechts een tweetal probleemgevallen worden opgevangen, waardoor we momenteel nog ruimte genoeg hebben om de geplande klassen te laten doorgaan.’
Gebrek aan concrete instructies
Wat in beide gesprekken opvallend terugkomt is het gebrek aan concrete instructie vanuit de overheid of de inrichtende macht.
Annick Stie : ‘De ouders en de leerkrachten vragen om concrete plannen tot het einde van het schooljaar. Wij kunnen die momenteel niet aanbieden, omdat het ons aan instructies ontbreekt. Het is wel positief dat we de keuze krijgen om al dan niet open te doen. Het garanderen van de veiligheid is prioritair en die inschatting maken we zelf. Maar ondertussen krijgen we richtlijnen van de overheid én adviezen van de koepel (Katholiek Onderwijs Vlaanderen, nvda). Die lopen niet altijd gelijk. Ik begrijp dat het moeilijk is, maar ik wacht bijvoorbeeld nog steeds op het nooddecreet over evaluatie en deliberatie. Wij moeten wel iéts doen, maar er is geen kader. Ondertussen hakken we knopen door, we starten vrijdag 15 mei op voor de laatstejaars, maar het is moeilijk om vooruit te plannen…’
Karlijne van Bree : ‘Er blijft veel onduidelijkheid. Er worden beslissingen genomen, die dan twee dagen later weer herroepen worden. Ondertussen vergaderen de mensen en werken ze keihard om alles rond te krijgen, maar als je telkens weer moet aanpassen wordt het zwaar… Soms kan het geen kwaad om duidelijk te stellen : “zo is het, zo moet je handelen”. Zonder duidelijke en eenduidige instructies blijft er te veel ruimte voor oeverloze discussies.’