Bij het begin van het jaar wensen we elkaar niet voor niets een ‘goede gezondheid’ toe. Een eeuwenoud en banaal cliché, vaak een automatisme, maar begin 2021 zal dat minder het geval zijn. Gezondheidswensen zullen dan echt oprecht en doordacht uitgewisseld worden. Want gezondheid is in 2020 meer dan ooit een belangrijk thema geworden en een heuse bekommernis voor vele burgers.
Drie gemeenschappen, drie ministers ?
De vraag is of die bekommernis ook gedeeld wordt door ons gezondheidsbeleid. Als we het afwegen aan de hand van het aantal excellenties, ongetwijfeld. Er zijn er negen nodig om ons gezondsbeleid gezond te houden, met name : Antonios Antoniadis (PS), Wouter Beke (CD&V), Maggie De Block (Open Vld), Valérie Glatigny (MR), Bénédicte Linard (Ecolo), Alain Maron (Ecolo), Christie Morreale (PS), Barbara Trachte (Ecolo) en Elke Van den Brandt (Groen). Dat aantal is alles behalve efficiënt te noemen.
Nochtans is de grondwet duidelijk op dit vlak. Persoonsgebonden bevoegdheden horen de gemeenschappen toe. Punt. Wat is er nu meer persoonsgebonden dan gezondheid ? En dus bij uitbreiding kan je stellen dat, aangezien België ook maar drie gemeenschappen telt, in totaal drie ministers voor Volksgezondheid zouden volstaan. Bij een pandemie kunnen we perfect terugvallen op een nationale veiligheidscel of waarom geen Europese ?
Maatwerk
Het is duidelijk dat ons gezondheidsbeleid meer maatwerk nodig heeft. Ook en zeker na Covid-19. Opnieuw blijkt dat de twee grote deelstaten structureel andere keuzes maken. Dat wordt alleen al duidelijk bij de opleiding van artsen en tandartsen. Vlaanderen heeft zich tot voor kort loyaal opgesteld ten opzichte van de afspraken inzake contingentering. Een principe dat vorige eeuw werd afgesproken om overconsumptie van zorg tegen te gaan, om volwaardige opleidingen te kunnen organiseren en een overaanbod van medici te vermijden. Een afspraak die maar aan één kant van de taalgrens correct is nageleefd. Nog altijd.
De corona-crisis maakt pijnlijk duidelijk dat er werk aan de winkel is. Dat een reorganisatie zich opdringt, dat meer middelen naar de zorginstellingen en gezondheidswerkers moeten vloeien en minder naar ingewikkelde en overbodige politieke structuren. In Vlaanderen is dat al een feit. Hier is één minister verantwoordelijk voor volksgezondheid. In Brussel en Wallonië lopen ze elkaar voor de voeten.
Waar het ook oorverdovend stil rond blijft, zijn de communautaire coronacijfers. Ondanks de overconsumptie aan gezondheidszorgen in Wallonië telt de regio ruim 25% meer corona-overlijdens dan Vlaanderen. Om precies te zijn : in Wallonië overleden 856 mensen per miljoen inwoners, in Vlaanderen 673. Ook telt Wallonië meer besmettingen per miljoen inwoners, namelijk 4.816 tegenover 4.605 in Vlaanderen.
Gezondheidszorg dicht bij de mensen
De oplossing voor dit alles is niet herfederaliseren van het gezondheidsbeleid. Dat zet geen zoden aan de dijk, wel integendeel. Zij die ervoor pleiten, miskennen net de redenen waarom de bevoegdheid stapsgewijs is gedefederaliseerd. Namelijk de verschillen in opvattingen tussen noord en zuid. Alleen, en daar knelt het schoentje, heeft de Belgische compromiszucht tot halfslachtige aanpassingen geleid en zeker geen fundamentele oplossingen.
Herfederaliseren is dus blind en doof blijven voor wat echt leeft bij zowel gezondheidswerkers als burgers. Wat dit land nu echt nodig heeft, is een gezondheidszorg die dicht bij de mensen staat, die voeling houdt met wat leeft en die antwoorden biedt op verzuchtingen en noden. Al de rest is een doekje voor het bloeden.