De vijand van de Vlaamse Beweging was zelden of nooit de andere taalgemeenschap op zich, maar wel de Belgische staat en zijn jakobijnse politiek.
door Luc Pauwels – www.doorbraak.be .

Waarin verschilt het Vlaams-nationalisme van andere nationalistische bewegingen?

Kleine minderheden

Onze sympathie voor de Catalanen, de Schotten, maar ook voor de Bretoenen, de Basken, de Corsicanen enz.. We mogen echter niet vergeten dat deze volkeren in de staten waarin ze wonen kleine minderheden vormen. Dat is bij ons anders. Vlamingen vormen 60% van de bevolking van België. De Franstaligen ongeveer 40% en de Duitstaligen net geen 1%.

Corsicaanse vlag

Dat kunnen we vergelijken met het aantal Corsicanen in Frankrijk. Dat bedraagt omtrent 0,5% (330.000 op een totale bevolking van 65 miljoen voor continentaal Frankrijk). In Spanje vertegenwoordigen de Catalanen ongeveer 16% van de bevolking (7,6 miljoen van de in totaal 47 miljoen inwoners). De Schotten in het Verenigd Koninkrijk komen op niet meer dan 8% van de Britse bevolking (5,4 miljoen op 65 miljoen).

Vanzelfsprekend zijn dit benaderende cijfers. Men kan over de statistische methode discussiëren, over het gewicht van de migratie enz. Voor sommige volkeren, zoals de Bretoenen en de Basken, zijn er gewoonweg geen cijfers en moeten we het stellen met schattingen. Die spreken van ongeveer 5 miljoen Bretoenen, waarvan maar 10% nog Bretoens spreekt. De Basken zijn met nagenoeg 4 miljoen, waarvan driekwart in Spanje woont en één kwart in Frankrijk.

De conclusie is snel getrokken. In al deze gevallen gaat het over kleine minderheden. Behalve voor Vlaanderen. Dat maakt onze politieke strijd voor de eigen identiteit verschillend van wat we zien in Catalunya, Corsica, Breizh (Bretagne), Euskadi (Baskenland) enz.

Verdrukte meerderheid

Het gevolg is dat we bij deze volkeren in Frankrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk een streven naar zelfstandigheid of onafhankelijkheid hebben zien ontluiken dat politiek gezien vrij verschillend is van de Vlaamse Beweging of het Vlaams-nationalisme. Ook al is de onderliggende motivatie (verdediging van de eigen cultuur, van de eigen taal, van de volksgemeenschap) overal van dezelfde aard. Men kan met een vleugje cynisme besluiten dat de Vlamingen een uniek voorbeeld zijn van een ‘verdrukte meerderheid’. Daar mogen ze allesbehalve trots op zijn… Dat is volkomen waar.

Toch even in herinnering brengen dat de ‘Belgische revolutie’ die in 1830 een einde stelde aan het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, in werkelijkheid alleen in Brussel en Luik plaatsvond. De voornaamste planners en uitvoerders van de scheiding zijn de Fransman Charles Latour Rogier (1800-1885) en de Waalse, Fransgezinde separatist Alexandre Gendebien (1789-1869). De eerste werkt voor rekening van de Franse koning Louis-Philippe, de tweede is een republikein die voor een herstel van de Franse bezetting en annexatie (1794-1815) ijvert.

De 60/40 verhouding tussen Vlaamse en Waalse bevolking bestond toen ook al. Toch wordt vier dagen na de ‘Belgische onafhankelijkheid’ in het Staatsblad een wet gepubliceerd die het gebruik van het Nederlands verbiedt in de administratie, het leger, het gerecht en het onderwijs. De eerste Belgische regering bestaat uitsluitend uit Franstaligen. Met grote snelheid wordt een jakobijnse staat geïnstalleerd, naar Frans model. Deze staat dient als oorlogsmachine om ‘het Germaanse element uit te roeien’, volgens het parool van Rogier die gouverneur van de provincie Antwerpen wordt en — tot driemaal toe — premier van België.

Waar is de vijand ?

Het tweede grote verschil tussen de Vlaamse Beweging en andere regionalistische of nationalistische stromingen in Europa is dat we ons zelden van vijand hebben vergist. Het zijn niet de Walen die onze vijand zijn. Die hebben evenzeer recht op hun eigen identiteit. Het programma van de jakobijnse Belgische staat ‘la Belgique sera latine ou ne sera pas’ (België zal Latijns zijn of het zal niet zijn) heeft de transformatie veroorzaakt van een Vlaamse Beweging die op taalkundig en cultureel zelfbehoud was gericht, naar een Vlaams-nationalisme dat naar zelfbestuur of naar onafhankelijkheid streefde, vaak met een verder reikend, Heel-Nederlands perspectief.

Buitenlandse waarnemers staan vaak versteld van het ontbreken van daadwerkelijke vijandelijkheden tussen Vlamingen en Franstaligen. Ik heb meer dan eens Franse, Spaanse, Britse journalisten moeten telleurstellen die in de bewogen jaren van communautaire spanningen (marsen op Brussel, de Voerstreek…) naar ons land afzakten om ‘oorlogsreportages’ te maken. Ik herinner er één uit Marseille die mij, in het Antwerpse Rubenshof, fier de kogelvrije vest toonde die hij binnen handbereik had.

Dan maar proberen te verklaren waarom de tegenstelling tussen de twee taalgemeenschappen in België er heel anders uitzag dan in andere landen. Haat tussen Vlamingen en Walen is er zelden bij. Wel een wijdverspreide minachting, over en weer, en een algemene onverschilligheid, een volledig gebrek aan belangstelling. De vijand van de Vlaamse Beweging was zelden of nooit de andere taalgemeenschap op zich, maar wel de Belgische staat en zijn jakobijnse politiek.

Zelfs in zijn heetste fases bleef het Belgische conflict vrij vreedzaam. Buiten de pas herdachte gewelddadige dood van Herman van den Reeck, op 11 juli 1920 doodgeschoten door de Antwerpse politie, en een Franstalige ‘Voerschutter’ in de jaren 1960, ging het hier nooit verder dan betogingsgeweld. Geen bommen, geen aanslagen, geen moorden. De vergelijking met Corsica, het Baskenland, laat staan Noord-Ierland, gaat helemaal niet op.

De Walen steken de lont in het kruitvat

Bij het begin van de Vlaamse Beweging in de 19de eeuw, ten tijde van Jan-Frans Willems (1793-1846), Hendrik Conscience (1812-1883) en Guido Gezelle (1830-1899), streefde de Vlaamse Beweging naar gelijkberechtiging van Vlamingen en Franstaligen in België. Vlaanderen wilde het herstel van het Nederlands als onderwijstaal en culturele ontplooiing van de Vlamingen, niet gehinderd door Belgisch jakobinisme.

Dat was al te veel voor de Walen. Het is in Wallonië dat ideeën over politieke scheiding en zelfbestuur worden gelanceerd. Op het einde van de 19de eeuw hangt het algemeen stemrecht in de lucht. Daardoor zou in het parlement de (Vlaamse) meerderheid de meerderheid worden en de (Waalse) minderheid de minderheid. Dat vooruitzicht was voor de Walen (toen al !) volstrekt onaanvaardbaar.

De Waalse socialisten zitten in de tang. Ze zijn vóór het algemeen stemrecht, maar tegen het ‘ongewenste gevolg’ ervan : de minorisering van de Waalse minderheid. De oplossing is het zelfbestuur, zedig de ‘administratieve scheiding’ genoemd.

De Waalse socialistische leider Jules Destrée (1863-1936) gaf het signaal met zijn Lettre ouverte au Roi, gepubliceerd in 1912. Dus nog vóór de Eerste Wereldoorlog. De meest opspraak makende zin : Sire, il n’y a pas de Belges. Sire, er bestaan geen Belgen. En nog duidelijker : Vous régnez sur deux peuples. Il y a en Belgique des Wallons et des Flamands. U regeert over twee volkeren. In België zijn er Walen en Vlamingen.

Het concept van een cultureel onderscheid en een administratieve scheiding wordt snel verder ontwikkeld tot de gedachte van politieke autonomie, zeg maar zelfbestuur. De Vlaamse beweging pikt de draad op en profileert zich al even politiek. De tragedie van het IJzerfront verhardt de stellingnamen. Naast een autonomiegedachte (of federalisme) duikt nu steeds sterker een Vlaams nationalisme op. Dat richt zich volledig op onafhankelijkheid. Vanaf 1917 doet de Amerikaanse president Woodrow Wilson er ongewild nog een schepje bovenop. Hij verhief immers het zelfbeschikkingsrecht der volkeren tot universeel principe.

Buurlanden met dezelfde taal

Een derde groot verschil met andere nationalistische bewegingen is dat die niet aanleunen tegen een groter, onafhankelijk land waar men dezelfde taal spreekt. De enige uitzondering is Zuid-Tirol dat Oostenrijk als buur heeft. Vlaanderen is historisch Zuid-Nederland, maar daar blijft het dikwijls ook bij.

Toch heeft Nederland op bepaalde beslissende momenten van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd een belangrijke rol gespeeld. Na de Eerste Wereldoorlog heeft Nederland de naar daar gevluchte activisten (Vlamingen die in samenwerking met de Duitsers tot zelfstandigheid wilden komen) asiel geboden en er nooit maar één uitgeleverd aan België.

De Nederlandse regering liet ook de uitgave en de verspreiding toe van het anti-Belgische weekblad Vlaanderen (1922-1933). Dat noemde zich eerst Weekblad tot verspreiding der Vlaams-nationale gedacht. Later werd het Onafhankelijk nationaal weekblad voor de Nederlanden.

Vanaf 1910 werden er Heel-Nederlandse studentencongressen gehouden, afwisselend in Vlaanderen en in Nederland. Het eerste te Antwerpen, het tweede te Leiden, het derde te Leuven, het vierde in 1913 te Amsterdam, het vijfde in 1914 te Gent. Na de oorlog werd in 1920 de traditie weer opgenomen te Leuven en zo verder tot de Tweede Wereldoorlog. Als in 1980 de Nederlandse Taalunie tot stand komt, kan men dit op de rekening schrijven van die congressen en van het Algemeen Nederlands Verbond (ANV).

Een eigen meerderheid, een eigen regering

Een vierde, essentieel verschil tussen de Vlaamse Beweging en andere volksnationale bewegingen is de rol die is weggelegd voor een Vlaams-nationale partij (of partijen) binnen het centrale staatsbestel. Nationalistische partijen kunnen een parlementaire meerderheid veroveren in hun regionaal parlement en dan een regionale regering vormen. Dat hebben we gezien in Catalonië, Schotland en Corsica.

Maar door het feit dat ze een kleine minderheid vormen in het respectieve Spanje, Groot-Brittannië of Frankrijk, hebben ze minder invloed in het centrale parlement. Ze komen bij de vorming van de centrale regering niet te pas.

Baskenland

Theoretisch staan de V-partijen daardoor veel sterker dan soortgelijke partijen in het buitenland. Ze moeten het niet alleen van druk van buitenaf hebben. Ze kunnen op beleidsniveau mee de ontwikkeling sturen. We zouden nu eindelijk ook praktisch de proef op de som moeten kunnen nemen. Onze ingebakken traagheid en onbeslistheid, plus een ondemocratisch ‘cordon sanitaire’ hebben het tot nog toe verhinderd.

Federalisme, confederalisme, onafhankelijkheid ?

De keuze lijkt aan ons, maar we moeten vrezen dat ze door anderen, in onze plaats zal worden genomen. Federalisme à la belge hebben we nu al wel gehad. Waarschijnlijk is het enige positieve resultaat van de coronacrisis dat ze in de praktijk heeft aangetoond dat het systeem niet werkt. Aangetoond, zichtbaar gemaakt voor de massa. Specialisten en enigszins wakkere waarnemers wisten al langer dat het niet kon werken.

Komt men tot dezelfde vaststelling van onwerkbaarheid op het hoogste Belgische niveau en wil men daar min of meer zowel het gezicht als de meubelen redden, dan krijgen we misschien confederalisme. Twee deelstaten die samen beslissen wat ze (nog) samen willen doen.

Komt de leiding van het Belgische establishment niet tot die conclusie, dan verliest het nog meer haar greep op de gebeurtenissen en volgt er separatisme, van onderuit doorgedrukt. Dat heet dan onafhankelijkheid.

    

LUC PAUWELS
Luc Pauwels (1940) is historicus, gewezen bedrijfsleider en stichtte het tijdschrift ‘TeKoS’.
Foto’s (c) Gazet van Hove.