- Rosine De Dijn, Overleven na de Holocaust Vergeten verhalen. Hoe Antwerpen het ‘Jeruzalem aan de Schelde’ herleefde, UitgeverIj Kritak, 2020, 208 blz., ISBN 9789401468480, € 21.98
Lomir vaiter zingen zejer lid. Laten wij hun lied verder zingen. Het Jiddisch ankert in Antwerpen. Wilt u na het kwalitatieve Kinderen van de Holocaust uw kennis van de Belgische joden verder bijspijkeren, dan moet u kennismaken met de kinderen van hotelier Motke. Rosine De Dijn wandelde in de jaren vijftig met haar mama, die van Knokke hield als mondain oord, voorbij het Grand Hôtel op de dijk — majestueus en vergrijsd — met in de hoge ramen een davidster. Op het strand zag zij Joodse vrouwen met op de linkeronderarm een nummer. Later besefte zij dat het een kampnummer was, gebrand in het menselijk vee dat tot uitroeiing veroordeeld was.
Grand Hôtel, naoorlogs vakantieoord voor overlevers
Het Grand Hôtel bleef haperen in haar geheugen. Ze werkte eerst vele jaren als journaliste in Duitsland. Ook schreef ze onder meer het boek Gasten van de Führer (2014). Daarin speurde ze naar de 15.000 collaborerende Vlamingen die met de laatste Duitse bezetters, om thuis erger te voorkomen, uitweken naar dorpen op de Lüneburger Heide. Daarna is zij beginnen lezen en interviewen over de heropleving van het Jeruzalem aan de Schelde en het Grand Hôtel in Knokke. Het eerste naoorlogse vakantieoord voor de overlevers, tot in de VS, en hun kinderen en kleinkinderen. Gasten van de Führer was onder meer een biecht over het verzwegen verleden van vader De Dijn en zijn vriendenkring. Ook Overleven na de Holocaust bezint zich over de bubbel waarin zij opgroeide. De bubbel van wij tegen de fraternellen met hun boterhammen, sleetse kostuums en medailles op de plechtigheden bij de Congreskolom.
In het Grand Hôtel kwam je achter een wirwar van gangen terecht in een stille ruimte waar de Joodse gasten het sabbatgebed uitspraken en behoeftige geloofsgenoten een milde gift toestaken. In de zomermaanden organiseerde Motke Weinberger uitbundige Joodse huwelijksfeesten en bar mitswa’s (Joodse jongens worden dan religieus volwassen). René Mannekens, een Knokkenaar en later een fijne ondernemer, werd er op zijn twaalf in de vakanties sjabbesgoj (manusje-van-alles). Hij haalde internationale kranten op, sleurde met valiezen, deed de liften werken, en stak het licht aan in de kamers op zaterdag. Hij mocht immers als goj (niet-Jood) werken op zaterdag, de gasten niet.
Getraumatiseerde gasten
Hotelier Motke Weinberger was bij het verzet. Hij bracht met bravoure Joodse gezinnen met kleine kinderen tot aan de Frans-Zwitserse grens met valse documenten en zorgde voor de begeleiding langs de ravijnen. Als je als verzetslid betrapt werd, wachtten folteringen en het concentratiekamp. Motke overleefde met een flinke dosis gotspe (durf, handigheid en moed). Door het samenstellen van fictieve gezinnen — de Zwitserse overheid hanteerde namelijk strenge eisen voor vluchtelingen — bracht hij ruim driehonderd Belgische Joden over de grens. Motke Weinberger was bakker-patissier van beroep. De geuren in het Grand Hôtel logen er niet om. Hij diende echter ook psycholoog te zijn. Wel wat van zijn gasten leden immers aan survivor’s guilt, overlevingsschaamte. Waarom leefden zij en waarom verdwenen hun ouders, grootouders, ooms, tantes, kinderen in de rook van de schoorstenen van Birkenau, Treblinka en Auschwitz ?
Motke Weinberger vertroetelde zijn vaak getraumatiseerde gasten. Zij pendelden graag van Antwerpen naar Knokke voor de weekeinden. De KZ’s en de moordbrigades met hun fusillades beroofden miljoenen van hun volksgenoten van het leven. Antwerpen had zijn diamantindustrie na 1945 niet opnieuw zien opbloeien zonder burgemeester Huysmans en zijn Joodse vrienden Romi Goldmuntz en Herman Schamisso. Die hadden tijdens de bezetting in Londen de terugkeer van de diamantdiaspora voorbereid. Die nieuwe instroom gaf het Grand Hôtel staatsie. Het boek van Rosine De Dijn is intiem, nuttig en leerzaam.