Het Nederlandse onderwijstaboe
Afgelopen maandag meldde EditieNL, een duidingsprogramma voor binnenlands nieuws van de commerciële zender RTL4 iets ongemakkelijks. Nederlandse kinderen zouden bij het horen van woorden eerder Engels dan Nederlands schrijven. Denk aan ‘family’ in plaats van ‘familie’, ‘seven’ in plaats van ‘zeven’ en ‘app’ in plaats van ‘eb’. Twee dagen later waarschuwde het RTL Journaal dat Nederlandse kinderen slechter worden in rekenen en taal. In dit artikel mogelijke verklaringen, aangevuld met verbetervoorstellen.
Scharnierjaar 15
Bij lesgeven maakt de leeftijd van de leerling uit. Jonge kinderen kunnen relatief goed zaken uit het hoofd leren, terwijl ze moeite hebben met het doorgronden van abstracte zaken. Voor oudere leerlingen — en de meeste volwassenen — is juist uit het hoofd leren relatief moeilijk. Daar staat tegenover dat het makkelijker wordt om verbanden te leggen. Daarom worden onderwerpen als economie, politiek en literatuur doorgaans pas behandeld in de hogere jaren van de middelbare school. Deze verandering treedt in rond het vijftiende levensjaar.
Bij het leren van een vreemde taal begint een kind van 13 meestal met woordjes leren. Grammatica is vervelend. Een volwassene op taalcursus begint met de grammatica. Dat kun je beredeneren en toepassen. Woorden leren vindt een volwassene juist moeilijk.
Dit kunt u zelf controleren in de boekwinkel. Kijk in de kinderafdeling een boekje in voor het leren van een vreemde taal. Engels, Spaans, anders, maakt niet uit. Tien tegen één dat u daarin vooral woordjes ziet staan. Vaak bestaat het boekje uit hoofdstukjes van twee pagina’s. Een hoofdstukje over een tuin, een over de keuken, een over school, de kinderboerderij enz. In ieder hoofdstuk staan bijbehorende woorden. Wat u niet vindt, is een overzicht van grammaticaregels. Uitgevers weten dat jonge kinderen vooral uitgaan van woorden. Omgekeerd : in een taalboek voor volwassenen staan juist wél regels en oefeningen voor grammatica.
Onderwijsbeleid
Als het waar is dat jonge kinderen goed uit het hoofd kunnen leren, waarom dat niet benutten ? Bijvoorbeeld door op de basisschool en de eerste helft van de middelbare school uit het hoofd te laten leren ? Om in de tweede helft van het middelbaar, of misschien al het derde leerjaar, meer zaken zelf uit te laten zoeken ? De opgedane algemene kennis wordt dan toepast.
Helaas is beleid zelden en/en. Onderwijsbeleid is daarop geen uitzondering. In Nederland werken kinderen niet enkel in de tweede helft van de middelbare school zelfstandig. Het begint al op de basisschool. Waardoor zelfstandigheid en vaardigheden ten koste gaan van kennis en concentratie. Allebei is mogelijk — Nederlandse leerlingen krijgen die kans niet.
Digitalisering onderwijs
De laatste twintig jaar wordt steeds meer ingezet op digitalisering van het onderwijs. Sommige scholen zijn zelfs laptopscholen geworden. Niet bij voorbaat slecht, alleen… Als de tendens al is om vaardigheden aan te leren in plaats van kennis, wordt die door digitalisering vaak versterkt. Waarom onthouden wat je kunt opzoeken ?
Parate kennis blijft nuttig. Wat je al weet, hoef je niet op te zoeken. Bovendien helpt bestaande kennis bij het opzoeken van nieuwe informatie. Je zoekt gerichter. Je bent beter in staat bent om in te schatten welke website betrouwbaar is. Nog een voordeel : nieuwe kennis wordt verwerkt met behulp van wat je al weet. Alles bij elkaar is het leereffect groter als leerlingen al parate kennis opdoen voor ze met computers aan de slag gaan. Alleen : wie in Nederland feitenkennis bepleit, wordt uitgelachen.
Werking van de hersenen
Hersenen blijven niet het hele leven hetzelfde. Evenmin krijgen ze rond de volwassenheid een bepaalde vorm die vanaf dan constant blijft. Hersenen veranderen continu, levenslang. Net als spieren passen ze zich aan aan de activiteiten die je uitvoert.
Zo is een voetballer niet automatisch ook goed in tennis, omdat niet alleen de lichamelijke reflexen, maar ook de neurologische netwerken in de hersenen na verloop van tijd ingesteld zijn op voetbal. Tegen de tijd dat die omgeschakeld zijn naar wat nodig is om goed te kunnen tennissen, is de kans groot dat het voetballen achteruitgegaan is. Tenzij beide sporten gelijktijdig beoefend worden.
Wie leert door een lesboek te lezen, gebruikt een deel van de hersenen. Wie hardop leest, gebruikt tegelijk een ander hersengedeelte. Wie daarbij ook aantekeningen maakt, nog een ander, enzovoort. Het blijkt verschil uit te maken of die aantekeningen met de hand of met een computer gemaakt worden. In beide gevallen wordt een beroep gedaan op de motoriek: arm(en) en hand(en). De hersenen coördineren dat. Het blijkt dat met de hand schrijven een grotere inspanning vraagt van de hersenen dan het intoetsen van een toetsenbord of scherm. De extra inspanning traint de hersenen beter en blijkt tevens effectiever bij het verwerken van de opgedane kennis. Het omgekeerde gebeurt ook. Wie zelf de weg kan vinden, verliest dat vermogen naarmate hij langer een navigatiesysteem gebruikt
Weg met de computer ?
In 2013 besteedde Brandpunt, een duidingsprogramma van de Nederlandse publieke omroep, aandacht aan die werking van de hersenen. De Duitse psychiater en hersenonderzoeker Manfred Spitzer, gespecialiseerd in neurodidactiek, werd geïnterviewd. Hij bleek kritisch over computers in het onderwijs.
Spitzer sloeg door naar het andere uiterste: computers maken kinderen dommer. Zijn boek Digitale Dementie moet daarom met een zeker voorbehoud gelezen worden. Wel verwijst hij naar wetenschappelijk onderzoek. Wat hij polemisch stelde, is genuanceerder bevestigd in werk van andere wetenschappers en publicaties van wetenschapsjournalisten.
In één opzicht heeft hij gelijk. Digitalisering wordt bij voorbaat gelijkgesteld aan verbetering. In onderwijsdebatten wordt vaak voorbijgegaan aan de mogelijkheid om in sommige gevallen analoog, in andere digitaal te werken. In het primair onderwijs zou bijvoorbeeld ’s ochtend zonder, ’s middags met computers gewerkt kunnen worden. Is in het middelbaar onderwijs internet werkelijk onmisbaar bij ieder afzonderlijk vak ? Kinderen groeien tegenwoordig digitaal op. Moet het klaslokaal meer van hetzelfde bieden, of is een internluwe internetomgeving heilzaam als tegenwicht ?
In Nederland heeft zulke vragen stellen weinig zin. Online is het gebod.