Discussie gefnuikt
‘Toen ik de veroordeling las, was ik vooral geschrokken door dit vreemde vonnis,’ vertelt Cliteur. ‘Hiermee wordt een belangrijke discussie de kop ingedrukt. Waarom zouden deze mensen geen bijdrage mogen leveren aan dit debat ? Deze beslissing lijkt me niet alleen onrechtmatig, maar ook principieel verkeerd omdat ze in strijd is met de grondrechten. Ik hoop dat hierop teruggekomen wordt in hoger beroep.’
De islam is een belangrijke, snel groeiende religie, met veel aanhangers onder de migranten die naar de Europese natiestaten komen. Het is normaal en noodzakelijk dat er maatschappelijke discussie komt over een dergelijk belangrijk thema. ‘Mij stelt het teleur dat kritiek op een bepaalde godsdienst of ideologie te makkelijk wordt afgedaan als het viseren van de hele groep aanhangers,’ legt Cliteur uit. ‘Ik vind het eigenlijk niet respectvol om dit debat in de kiem te smoren, zowel naar de aanhangers als de protesteerders toe. Alsof ze het niet zouden aankunnen om hierover te discussiëren !’
Criminalisering van haatspraak
De huidige minister van Justitie, Vincent Van Quickenborne (Open Vld), heeft recent aangekondigd dat hij werk zou maken van verdere wetgeving rond het beteugelen van haatspraak. Ook in Nederland zijn er grenzen aan de vrijheid van expressie, via wetsartikelen die het aanzetten tot haat, discriminatie en geweld verbieden. ‘Als rechter moet je echter terughoudend zijn bij toepassing van deze artikelen, om onaanvaardbare inbreuken op het elementaire recht van expressie bij discussies te voorkomen,’ waarschuwt Cliteur. ‘Je mag niet te snel bepaalde motieven gaan toedichten zonder duidelijke aanleiding. Haat is een heftige interne gevoelsbeweging, maar daar lijkt mij hier geen sprake van te zijn. Hebben deze mensen iets gedaan dan, waardoor ze verdacht zouden moeten worden van het aanzetten tot haat ?’
Ook in de praktijk stelt Cliteur zich grote vragen over hoe het debat dan zou moeten verlopen. De demonstranten van het proces worden als een speciale groep apart gezet omdat de rechtbank de motieven van deze groep wantrouwt omdat het gaat om een extreemrechtse groepering. ‘Maar wat doe je dan met ex-moslims ?’ vraagt Cliteur zich af. ‘De mogelijkheid om van geloof te veranderen is een gewaarborgd recht in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, maar die mensen zouden dan dat geloof niet mogen bekritiseren ? Kijk naar Darya Safai en Lale Gül, die de islam bekritiseren. Zij verwoorden iets dat leeft bij anderen. Gaat de rechtbank dat dan ook verbieden ? Of wordt daar dan wel een uitzondering voor gemaakt ? Dit is discriminatie tussen verschillende groepen van burgers.’
Terrorism works
Het onderdrukken van extreemrechtse kritiek brengt ook gevaren met zich mee. De aanhang wordt groter en de polarisatie neemt toe. ‘De meest effectieve manier om extreemrechtse groeperingen de wind uit de zeilen te nemen, is een effectieve bestrijding van het jihadisme,’ beaamt Cliteur. ‘Maar vanuit historisch perspectief gaat het alleen maar slechter. Kijk naar Geert Wilders, die omwille van zijn kritiek op de islamisering al meer dan 20 jaar beveiliging nodig heeft, wellicht voor de rest van zijn leven. Dit is een ongezonde situatie.’
Zowel in Nederland als in België zijn volgens Cliteur de vrijheid van expressie en de vrijheid van de gedachte op de terugtocht. Hij situeert het begin zo’n 30 jaar geleden, met de fatwa tegen Salman Rushdie. Trieste hoogtepunten van de agressieve pogingen om de vrijheid van expressie de nek om te draaien zijn de moord op Theo Van Gogh, de aanslag bij Charlie Hebdo, de moord op Samuel Paty, … ‘Het is een kleine groep die die de vrije meningsuiting probeert in te perken, maar ze is zeer succesvol,’ betreurt Cliteur. ‘De overheid zou dringend een effectieve contra-terroristische strategie moeten ontwikkelen als antwoord op deze aanslagen. De onverdraagzaamheid zorgt ervoor dat mensen uit eigenbelang hun mond gaan houden. De terroristen trekken dan aan het langste eind, en dan gaat het van kwaad naar erger natuurlijk.’
Neutraliteit van de overheid
Tegelijk met de veroordeling in Mechelen, laaide de discussie over de neutraliteit van overheidsdiensten weer op. De verhouding tussen staat en godsdienst is een oude discussie die al honderden jaren bezig is. Cliteur : ‘Het enige consistente model is de religieuze neutraliteit van de staat. De staat moet niet atheïstisch zijn en godsdienst bestrijden zoals in Sovjet-Rusland, noch moet de staat te vuur en te zwaard een godsdienst opleggen. Er zijn een aantal tussenvormen mogelijk, zoals de “staatsgodsdienst light” van het Verenigd Koninkrijk, het multi-culturalistische model dat ervoor pleit om alle godsdiensten zichtbaar te maken in publieke domein of de lekenstaat die afstand neemt van godsdienst in al die functies waarin mensen officieel de staat vertegenwoordigen.’
Cliteur pleit er dan ook voor dat de staat en haar personeel zich onthouden van politieke en religieuze houdingen. ‘Dit heeft niets te maken met discriminatie, want het is geen onvervreemdbaar recht om in een overheidsdienst te werken. Als je dat wil, dan brengt dat bepaalde vereisten qua kledij met zich mee. Speciale uitzonderingen voorzien voor bijvoorbeeld een hoofddoek, creëert net ongelijkheid onder het mom van gelijkheid en diversiteit.’
Toekomst
In Nederland zijn er parallellen te zien met de situatie in België. Ook hier is polarisering aanwezig en zijn er grote oppositiepartijen in de Tweede Kamer die vergelijkbaar zijn met het Vlaams Belang, namelijk de PVV en een paar jaar geleden het Forum voor Democratie van Thierry Baudet. ‘De partijen die islamisering aan de kaak te stellen, doen dit vrij hardhandig en soms agressief. Maar als we kijken naar Frankrijk, worden harde maatregelen overwogen door de partij van Macron, niet het Front National. De discussie breidt zich ook uit over heel Europa. Ik ben benieuwd wat dit gaat opleveren,’ besluit Cliteur.
Auteur artikel : Lies Verlinden .
Foto’s (c) Gazet van Hove.