Vlaanderen en Brussel hebben in 2019 samen 7,1 miljard bijgedragen aan de inter-gewestelijke overdrachten of ‘transfers’. Van Brussel ontving Wallonië 900 miljoen euro en Vlaanderen gaf maar liefst 6,2 miljard euro aan het zuidelijk deel van ons land. Daarmee zijn de transfers licht gedaald. Dat schrijft de Nationale Bank althans. Volgens het Aktiekomitee Vlaamse Sociale Zekerheid ligt dat bedrag echter veel hoger. “De Nationale Bank vergeet steeds één aspect van de transfers mee te rekenen. Het is dus onzin dat de transfers gedaald zijn.”
De studie van de Nationale Bank schrijft dat de transfers licht gedaald zijn. Dat komt volgens hen vooral door de vergrijzing van Vlaanderen. In vergelijking met andere Europese regio’s en gewesten zijn de financiële transfers tussen de Belgische gewesten “relatief beperkt”, merkt de Nationale Bank nog op. “Het Waals Gewest ontvangt bijvoorbeeld minder dan het noorden van Nederland of Saksen-Anhalt in Duitsland“, luidt het.
Onvolledige berekening
Jürgen Constandt, de voorzitter van het Aktiekomitee Vlaamse Sociale Zekerheid (AK-VSZ) vindt de berekening van de Nationale Bank onvolledig. “Bijna elke studie naar de transfers heeft het slechts over drie kanalen waarlangs die overdrachten gebeuren. Ten eerste is er de sociale zekerheid, die goed is voor een transfer van zo’n vier à vijf miljard euro per jaar. Daarnaast zijn er nog de klassieke transfers via de belastingen, die oplopen tot zo’n 1,5 miljard euro. Ten slotte wordt de financieringswet in de berekening opgenomen, goed voor twee miljard euro.” Er is dus nog een vierde pijler volgens Constandt, namelijk de jaarlijkse intrestlasten van België. “Via dit kanaal, een schuld die zo goed als volledig door Wallonië opgebouwd werd, betaalt de Vlaming jaarlijks nog eens zo’n vier miljard euro intresten. Daar komt nog bovenop dat die staatsschuld door de lockdown en coronamaatregelen enorm gestegen is tot ruim 50.000 euro per inwoner.”
De Nationale Bank verwijst in haar studie ook naar de verschillen tussen de verschillende provincies. Daaruit blijkt dat ook twee van de vijf Vlaamse provincies eigenlijk netto-ontvangers zijn: Limburg en West-Vlaanderen. In die laatste provincie speelt het grote aandeel gepensioneerden een doorslaggevende rol. Volgens de voorzitter van het AK-VSZ is dit geen belangrijke vergelijking: “Wij bekijken met het AK-VSZ de transfers per deelstaat van wie de inwoners dezelfde waarden, normen en arbeidsethiek delen. En bijvoorbeeld begrijpen dat je voor een pensioen of werkloosheidsuitkering eerst moet gewerkt en bijgedragen hebben alvorens te ontvangen. Vlaanderen dus !”