www.marnixring.org
Wido Bourel, is geboren en getogen in Frans-Vlaanderen. Hij leerde reeds Nederlands nog voor hij in de provincie Antwerpen kwam wonen. In zijn nieuw boek ‘Flandre. Des questions qui dérangent’ richt hij zich tot elke Fransman met informatie waar ook elke Vlaming zich bewust van zou moeten zijn :
Een thema gaat over ten onrechte verworven of gestolen kunstwerken
Niemand betwist dat het terecht is dat de door het Nazi-regime aangeslagen kunstwerken aan de verscheidene Europese landen worden teruggegeven. Een hele bedrijfstak heeft zich gespecialiseerd in het traceren en terugbezorgen van kunstwerken aan musea of rechtmatige eigenaars. Voormalige koloniën verheffen regelmatig hun stem om hun erfgoed terug te krijgen. Maar hoe zit het met de Vlaamse werken die in Vlaanderen gestolen zijn, werken die in het Frans eufemistisch “mal acquis, ten onrechte verworven” genoemd worden ?
De wonderbaarlijke visvangst
Een tentoonstelling, gewijd aan het werk van de barokschilder Gaspar de Craeyer in het Museum van Vlaanderen in Cassel, trok mijn aandacht. ‘De wonderbaarlijke visvangst’, een werk dat voor de gelegenheid was uitgeleend door het Museum voor Schone Kunsten van Rijsel, hing oorspronkelijk in de parochiekerk van Oostende. Een wonderbaarlijke visvangst, inderdaad, want dit schilderij werd ‘ten onrechte verworven’ door de georganiseerde diefstal van de Franse revolutionaire troepen. Na de overwinning van Fleurus (26 juni 1794) namen de revolutionaire troepen veel kunstwerken mee naar Parijs, onder meer het beroemdste altaarstuk van de Vlaamse schilderkunst, Het Lam Gods van Hubert en Jan Van Eyck. Gelukkig werd deze triptiek later teruggegeven. Zo keerden dertig meesterwerken in 1811 op bevel van Napoleon terug naar het Museum van Schone Kunsten in Brussel. Voor alle duidelijkheid : dit moet niet worden gezien als een echte teruggave, maar als de overdracht van werken van het een naar het ander Frans departement, daar de keizerlijke troepen Brussel en het hele huidige Belgische grondgebied bezet hielden.
De revolutionairen verkiezen de barok
Men kan vaststellen dat de dieven van de Revolutie een voorkeur hebben voor barokke werken. Zo werd een hele lading schilderijen van Peter Paul Rubens, Antoon Van Dyck en Jacob Jordaens, die de kerken en religieuze instellingen van Antwerpen, Mechelen en Brussel sierden, gestolen. Men noemt dit ook wel ‘in beslag genomen’. Tussen juli 1794 en februari 1795 werden ze naar Parijs vervoerd. Uit een inventaris van 1880 blijkt dat 271 kunstwerken uit Vlaanderen (deel dat nu in België ligt) tijdens de revolutie door Franse troepen zijn gestolen. Negentig kunstwerken zijn inmiddels teruggegeven. 181 schilderijen zijn dus nog niet terug bij hun rechtmatige eigenaar. Vierenzestig van deze gestolen schilderijen zijn teruggevonden in Franse musea, zes andere bevinden zich in Mainz en één in Milaan. De rest is blijkbaar in rook opgegaan. Zoals Nicolas Bourgeois stelde, moeten de huiszoekingen worden uitgebreid tot particulieren, vermits veel ambtenaren en beambten de kunstwerken als de hunne beschouwden. Ze versieren nu Parijse salons, kastelen en paleizen.
Is georganiseerde diefstal een ‘universeel streven’ ?
De Belgische onderzoeker Pierre-Yves Kairis heeft opzoekingswerk verricht omtrent deze diefstallen. Volgens hem gebruikten de revolutionaire dieven het boek ‘Voyages pittoresques dans la Flandre et le Brabant’, een toeristische gids avant la lettre, geschreven door Jean-Baptiste Descamps en gepubliceerd in 1769. Aan de hand van de lijst van kunstwerken in dit boek werd snel overgegaan tot de inbeslagname ervan en vervolgens tot de overbrenging naar Parijs.
Ik kom terug op mijn vraag of er een wil is om al dit ontvreemde erfgoed op te sporen. Enkele jaren geleden heeft de toenmalige Vlaamse staatssecretaris, Elke Sleurs, aan haar diensten een rapport gevraagd over deze gestolen werken. De administratie die belast is met dit onderzoek heeft onder leiding van dezelfde Pierre-Yves Kairis in deze bewoordingen enig voorbehoud geformuleerd : “Wij wensen niet deel te nemen aan de opstelling van een soort lijst van zogenaamde gestolen werken met het oog op de teruggave aan ons land of onze gemeenschappen. Dit is wat wij aan de autoriteiten hebben laten weten”.
Verbazend dat een onderzoeker, betaald door de Vlaamse administratie, dergelijke bedenkingen kan hebben en toch de opdracht krijgt. In een ander verslag van de heer Kairis lezen wij ook deze zin, die zijn gewicht in de schaal legt en alle misbruiken rechtvaardigt:
‘De eenzijdige verklaring, diefstal van kunstwerken, voor de overdracht van patrimonium aan het einde van de 18e eeuw, zou te beperkend zijn. Men vergeet dat het in handen nemen van deze cultuurgoederen door de Franse natie deel uitmaakte van de universele ambitie om kunst vrij te maken en aan te bieden aan alle burgers. Deze democratische ambitie steunde op de opkomende gedachte dat erfgoed gevormd wordt door openbaar bezit.’
Een oplossing ?
We zijn er haast zeker van dat het Vlaams Ministerie van Cultuur met deze nieuwe definitie van erfgoeddiefstal niet moet vrezen ook maar één enkel werk terug te krijgen, dat door de Franse revolutionairen is gestolen, zolang hun geestelijke erfgenamen iets te zeggen hebben in de wereld van de kunst. En dit terwijl deze overheidsdienst democratisch verantwoordelijk is voor de verdediging van het Vlaams openbaar bezit.
Er is echter een oplossing die iedereen tevreden kan stellen : alle onrechtmatig verkregen werken uit Vlaanderen verzamelen, in de musea van zogenaamd Frans-Vlaanderen, in Cassel, Rijsel en elders. De Vlamingen van België en de Nederlanders zouden natuurlijk recht hebben op een eeuwige gratis toegang om hun collectieve eigendom te aanschouwen.
Hendrik Paternoster,
Marnixring Overijse De Vrijheijt
‘Flandre. Des Questions qui dérangent’ is uitgegeven bij Yoran uitgeverij, yoran-embanner.com. Dit boek is net als ‘Olla Vogala’ te verkrijgen bij de schrijver via zijn webstek https://www.widopedia.eu/.
foto’s (c) Gazet van Hove – cover : Cassel, molen.