door Karim Van Overmeire in ’t Pallieterke .
Acht maart is het internationale vrouwendag. Blanke heteromannen – zoals ik er zelf eentje ben – zetten zich dan maar best schrap. De radicale linkse feministes zullen die dag ongetwijfeld weer een forum krijgen om een indrukwekkende akte van beschuldiging voor te lezen. ‘Manspreading’, ‘glazen plafonds’, ‘toxische mannelijkheid’ of een wachtrij aan de vrouwentoiletten; we zijn als mannen altijd en overal collectief schuldig.
Er is nochtans een gemakkelijke oplossing om aan dit spervuur van aanklachten te ontkomen. Plak een valse baard op uw gezicht, zet een tulband op uw hoofd en steek pedant een wijsvinger in de lucht. De ervaring leert immers dat de radicale linkse feministes een stuk inschikkelijker worden wanneer paternalistische theorieën als islamitische voorschriften worden verpakt.
Ik schrijf zeer bewust ‘radicale linkse feministes’ en niet ‘feministes’. Ik kan me absoluut vinden in de kernwaarden van het oorspronkelijke feminisme : vrouwen hebben dezelfde rechten, vrijheden en plichten als mannen. Mijn professionele omgeving is overwegend vrouwelijk en het is een voorrecht om zoveel gedreven en getalenteerde dames rond mij te hebben. Die principiële gelijkheid staat overigens geen speelse galanterie, flauwe vrouwenmoppen of belegen mannenmoppen in de weg. De principiële gelijkheid van man en vrouw is een verworvenheid van de Europese samenleving én een belangrijke reden om deze samenleving met grote overtuiging te verdedigen.
Het lijkt daarom aberrant dat een deel van de feministische beweging flirt met de islam, toch een ideologie van het zuiverste patriarchale water. De verklaring voor dit bizarre fenomeen ligt in de theorie van het ‘intersectionalisme’. Deze term werd door de Amerikaanse activiste Kimberlé Crenshaw bedacht. Volgens het intersectionalisme worden in het door blanke mannen geleide kapitalistische systeem verschillende groepen onderdrukt. Vrouwen, homo’s, migranten, mensen met een handicap,… moeten elkaar dan ook onvoorwaardelijk steunen in hun strijd. Islamkritiek is bijgevolg, net als racisme of machogedrag, niets anders dan een strategie van ‘witte mannen’ om de eigen privileges veilig te stellen. Vrouwen die zich tegen hoofddoeken kanten, vergissen zich. Ze worden omschreven als “voornamelijk witte vrouwen uit de middenklasse die met hun eigen perspectieven, ervaringen en visies die van gemarginaliseerde groepen overschaduwen” (dixit Els Flour van Furia).
Uit deze gedachtekronkels volgt dat een hoofddoek niets meer dan een stukje textiel is dat een vrouw uit vrije wil draagt om haar identiteit uit te drukken. Die redenering is vanzelfsprekend flinterdun. Alle decibelmeters samen zouden niet volstaan om het linkse gehuil te registreren mocht er eens een vrouwelijke ambtenaar met een VB-T-shirt of een N-VA-petje op het werk verschijnen. Nochtans zijn dat toch ook maar stukjes textiel die de betrokkene vrijwillig draagt om de eigen identiteit uit te drukken ?
De romance tussen extreemlinks en de politieke islam is niet nieuw. In het Midden-Oosten hebben verschillende linkse bewegingen de voorbije decennia geprobeerd om het islamisme te gebruiken om de eigen doelstellingen te realiseren. Het is hen telkens slecht bekomen. Het islamisme werd telkens dominant. Nu is Europa aan de beurt. De warrige theorieën van het ‘intersectioneel feminisme’ vormen een warm nest voor de koekoekseieren van de politieke islam.
Ik wens de ‘intersectionelen’ op 8 maart veel moed toe om al hun contradicties aan elkaar te plakken. Aan alle andere dames : gewoon een fijne dag !