Voorzitter adviescommissie Beter Onderwijs
NIEUWS – door Filip Michiels – www.doorbraak.be .
Philip Brinckman leverde 4 jaar geleden een kritisch advies af over de toekomst van ons onderwijs. Hij toont zich nu gematigd optimistisch.
‘We zijn specialisten in leren, ik denk niet dat we specialisten in brooddozen moeten worden’. Vier jaar geleden kreeg Philip Brinckman de vraag om de Vlaamse adviescommissie Beter Onderwijs te leiden, bij de start van dit nieuwe schooljaar toont hij zich voorzichtig optimistisch over de nieuwe richting die de Vlaamse onderwijstanker uitvaart. Al blijft hij ook kritisch. ‘Er doen nog altijd te veel hypes de ronde in ons onderwijs.’
Met veertig jaar ervaring op de teller is hij gepokt en gemazeld in het onderwijs, zoals dat dan heet. Brinckman is pedagogisch directeur van het Turnhoutse Sint-Jozefcollege en staat er zelf ook nog enkele uren voor de klas. En dat is, zo benadrukt hij, geen overbodige luxe. ‘Voldoende voeling houden met de onderwijsvloer is voor een directie extreem belangrijk.’
– U stond aan het hoofd van de adviescommissie Beter Onderwijs die in oktober 2021 maar liefst 58 concrete adviezen en 10 speerpunten formuleerde om de onderwijskwaliteit in Vlaanderen op te krikken. Wat is er intussen ten goede veranderd, en gaat het wel snel genoeg ?
Philip Brinckman : ‘Het mag voor mij allemaal nog wat sneller gaan, maar ik zie wel degelijk een aantal positieve evoluties. Tegelijk zitten sommige dingen ook echt muurvast, en dat heeft veel te maken met de grote complexiteit van ons onderwijslandschap. Er zijn heel veel spelers, van de minister over de koepels en de scholen tot de inspectie, lerarenopleiding en vakbonden. Al die spelers hebben vaak ook de neiging om de hete aardappel naar elkaar door te schuiven.’
– Wat loopt er vandaag beter dan pakweg vijf jaar geleden ?
‘Om te beginnen is er de vaststelling dat het begrip ‘kennis’ geen vies woord meer is. Tot voor enkele jaren mocht je die term amper nog in de mond nemen, terwijl kennis natuurlijk dé brandstof is. Het is overigens ook de kapstok om nieuwe vaardigheden te verwerven, wat die vloeien natuurlijk ook voort uit kennis.’
‘Maar we hebben in Vlaanderen twintig jaar lang het kennisonderwijs verwaarloosd, ten voordele van belevingsonderwijs. Ik heb niets tegen beleven, maar we moeten wel duidelijk zijn over wat nu precies de kern van goed onderwijs is. En dat is dus kennis. Daarnaast ben ik ook blij met enkele nieuwe initiatieven – onder meer Leerpunt of het vermaarde expertisecentrum Onderwijs en Leren van Tim Surma – waar leerkrachten veel nieuwe informatie en kennis kunnen opdoen.’
‘Er doen immers veel te veel hypes de ronde in ons onderwijs: ze werken niet, maar commerciële of ideologische spelers zetten ze zelf in de markt of spelen er handig op in. Last but not least ben ik ook blij met de erkenning van de leraar-specialist. Om de expertise van goede leerkrachten in de klas te houden, is er nood aan een tussenniveau. Anders vloeien ze weg richting directie- of tussenfuncties. In ons rapport adviseren we ook om deze leerkrachten als expert-leerkrachten les te laten geven in de lerarenopleiding om de praktijk in de lerarenopleiding binnen te brengen.’
– De heisa over die leerkrachten-specialist zal u niet ontgaan zijn : zij zouden ook meer gaan verdienen dan hun collega’s. Dat bleek onder meer voor de vakbonden onverteerbaar ?
‘Wel, ik snap dat niet goed. Dat verhaal is vanuit bepaalde hoeken geframed. Er is sowieso al een onderscheid, want de ene leerkracht heeft bijvoorbeeld meer verbeterwerk dan de andere. En sommige leerkrachten die ook syndicaal actief zijn, worden wekelijks enkele uren vrijgesteld van hun onderwijstaak. Toch blijven ze evenveel verdienen, terwijl ze dus minder uren voor de klas staan. Waar gaat die discussie dan over, ook al in de wetenschap dat dit extra loon eigenlijk niet veel meer dan een aalmoes is ?’
– Wat zijn de grote pijnpunten waarop we nog veel te weinig vooruitgang hebben geboekt sinds de publicatie van jullie rapport ?
‘Cruciaal blijft de aanpassing van de lerarenopleiding. Dat besef dringt stilaan ook breder door, maar ik zie daar toch een soort van spreidstand. Enerzijds zijn er de docenten, die grotendeels mee zijn met ons verhaal. Zij begrijpen dat we naar een soort bindende ingangsproef moeten gaan, een kwaliteitsgarantie voor de toekomstige leerkrachten. De instroom is vandaag immers niet kwalitatief genoeg.’
‘Anderzijds is er het bestuur van de hogescholen zelf. Die worden gefinancierd op basis van het aantal studenten dat effectief slaagt, en dat model heeft natuurlijk een aantal ongewenste neveneffecten. Let wel : ik begrijp de directies van die hogescholen ook : zij hebben de centen hard nodig en hebben dus ook baat bij zoveel mogelijk studenten. Maar fundamenteel zit dat model fout.’
– Dan lijkt het me de taak van de politiek om dat te veranderen ? De voorbije legislatuur hadden we in de figuur van Ben Weyts (N-VA) een onderwijsminister die uw voorstellen wellicht niet ongenegen was, waarom is er dan toch te weinig veranderd op dat vlak ?
‘Omdat men niet op één lijn zit. Politiek is natuurlijk ook de kunst van het haalbare, en de hogeschoolfinanciering is ooit ingevoerd onder Frank Vandenbroucke (Vooruit). Daar ligt het kalf wellicht gebonden. Daarnaast is en blijft de perceptie van het onderwijs ook veel te negatief. Hoe kan je dan verwachten dat mensen massaal voor die sector zouden kiezen ? Terwijl het beroep van leerkracht nochtans een fantastische job is, cruciaal voor de samenleving ook.’
– Maar ook een job die veel jonge leerkrachten ontgoocheld de rug toekeren, bijvorbeeld omdat ze gefrustreerd raken wanneer ze van de ene tijdelijke opdracht naar de andere moeten hollen ?
‘Dat klopt, maar dat heeft ook te maken met de vele verlofstelsels. Die maken het onderwijs terecht aantrekkelijk – en vooral heel wat vrouwen weten dat te waarderen – maar leiden ook tot ‘brokkenjobs’. Overal vallen er gaten, en die moet je als directie dan maar ingevuld zien te krijgen met veel knip- en plakwerk. Waardoor we soms in de bizarre én onaanvaardbare situaties, en de jongste of nieuwe leerkrachten soms een lappendeken als opdracht krijgen. Willen we dit probleem aanpakken en beginnende leerkrachten meer perspectief bieden, dan zullen ook de sociale partners op dat vlak wat water in hun wijn moeten doen of zullen directies de kans moeten krijgen er creatief mee om te gaan.’
– Leerkrachten klagen ook steen en been over de administratieve planlast en al te bemoeizuchtige directies, die daarmee niet zelden vooral zichzelf willen indekken ?
‘De rol van de directie is inderdaad cruciaal. Wij maken er hier op school een erezaak van om de lijn tussen de leerkrachten en de directie zo kort mogelijk te houden. Drie van onze vier directeurs, waaronder dus ook ikzelf, geven ook nog les. Er zit hier zelfs geen graadcoördinator of wat dan ook tussen leerkrachten en directie, wat maakt dat we bij disciplinaire of andere problemen héél kort op de bal kunnen spelen.’
– Een argument waar heel wat directies mee schermen als het over de omgang met lastige leerlingen én ouders gaat, is dat een te strenge aanpak leerlingen zou wegjagen ?
‘Dat zal ongetwijfeld af en toe zo zijn, maar het werkt ook omgekeerd : duidelijke regels en waar nodig een strenge aanpak lokken net ook ouders aan. Wij hebben hier een internaat dat plaats biedt aan 204 leerlingen, en daarvoor is er altijd een wachtlijst. Je moet je als school duidelijk durven te profileren. Zijn wij streng ? Nee, we zijn duidelijk. En dat is ook in het voordeel van de meer meegaande leerlingen, die gewoon ook recht hebben op kwalitatief onderwijs dat niet verpest wordt door enkele dwarsliggers. Met het oog daarop is een directie die dicht bij de schoolvloer staat absoluut een meerwaarde. Dit gezegd zijnde, op dat vlak zijn we in Vlaanderen absoluut niet goed bezig. We creëren veel te veel grote scholengroepen, waar het overkoepelende bestuur totaal geen voeling meer heeft met wat er in de klas gebeurt.’
– Naast de schooldirecties zijn er natuurlijk ook de koepels, die bijzonder veel macht hebben. Moeten we daar komaf mee maken ?
‘Ik hoor vaak pleidooien voor meer autonomie voor de scholen. In praktijk gaat het dan vooral over meer autonomie voor de onderwijsverstrekkers, de koepels dus. Dat is niet hetzelfde. Ik zit zelf natuurlijk ook onder een koepel met onze school en die koepels blijven belangrijk, maar ik vind dat meer autonomie dan ook hand in hand moet gaan met een betere onderwijskwaliteit. En dat is een gedeelde opdracht voor álle belanghebbenden : de politiek, de koepels, de directies. Allemaal samen dus, en daar ontbreekt het ons nog te veel aan.’
– Vormt ook het loon van de leerkracht een probleem ?
‘Dat denk ik niet. Misschien wel voor mensen die de stap naar het onderwijs overwegen en gaan vergelijken met de privésector, maar ervaren leerkrachten hoor ik zelden klagen over hun loon. Ook al omdat zij terdege beseffen hoeveel voldoening die job hen ook kan geven. Misschien moeten we dus wel overwegen om startende leerkrachten een hoger loon te geven en die lonen vervolgens minder snel doen stijgen. Zo maak je het onderwijs aantrekkelijker voor nieuwkomers.’
– Hoe staat u tegenover het idee om de smartphone op school te verbieden, overal en altijd ?
‘Dat doen we hier al jarenlang. Een smartphone is een communicatiemiddel, geen leermiddel. En dat verbod heeft heus niet tot een grote revolutie geleid. Leerlingen beseffen zelf ook maar al te goed hoe verslavend die toestellen zijn. Wil je leerkrachten een eerlijke kans geven, dat moet de smartphone thuis blijven. We geven onze leerlingen overigens ook niet zomaar een laptop, ook dat is immers geen leermiddel. Blijkt zo’n toestel echt belangrijk voor een bepaalde les, dan stelt de school tijdelijk een laptop ter beschikking.’
– Het maatschappelijke debat ging de voorbije jaren almaar nadrukkelijker over het het belang van een goede kennis van het Nederlands. Zijn we te braaf op dat vlak ?
‘Nederlands is de instructietaal, dat is de kern van de zaak. Willen we leerlingen wiskunde of geschiedenis bijbrengen, dan moet dat ook in het Nederlands gebeuren. En dus moeten die leerlingen die taal machtig zijn, en moeten we inzetten op een betere kennis van het Nederlands. En let wel : dat geldt anno 2024 vaak net zo goed voor autochtone als voor allochtone leerlingen. Het lees- en schrijfniveau is er bij heel veel leerlingen waanzinnig op achteruit gegaan. Daarom gaan we hier in het eerste jaar secundair nu in alle richtingen systematisch één uur Nederlands extra geven. En wie in het secundair start, moet sowieso ook een taaltest afleggen. Slagen leerlingen daar niet in, dan moeten ze een vervolgtraject Nederlands volgen. Die lessen bieden we gratis aan, tweemaal per week na de normale schooluren. En ik geef het je op een briefje : de resultaten zijn soms echt spectaculair.’
foto’s (c) Gazet van Hove .