door Pepijn Demortier in ’t Pallieterke .
Het is moeilijk te zeggen wie het water heeft ontdekt, maar het was zeker geen vis. Het was ook zeker het Heilige-Drievuldigheidscollege in Leuven niet, dat zich in een zee van ideologische waanzin bevindt. Het college, waar ik nota bene naast woon, vond er niet beter op om Arabisch een verplicht vak te maken in het laatste jaar moderne talen. En dat terwijl de meeste jongeren nog amper een grammaticaal correcte zin kunnen formuleren in hun moedertaal.
Misschien wordt uw columnist binnenkort dus wel gewekt op de tonen van enkele Arabische verzen. Een genot, van de meest bedenkelijke soort, dat steeds meer Vlamingen dagelijks te beurt valt. Kerken ruimen plaats voor moskeeën, het Nederlands ruimt plaats voor het Arabisch, en het Heilige-Drievuldigheidscollege ziet hierin blijkbaar een voortrekkersrol voor zichzelf weggelegd. Maar ach, ook zij passen zich maar aan de Zeitgeist aan. We moeten dus niet het directiecomité aanvallen, dat het gezond verstand blijkbaar nog moet ontdekken, maar het onderliggende probleem.
Het onderliggende probleem
Dat onderliggende probleem vinden we door ‘de socratische vraag’ te stellen. De socratische vraag peilt naar het waarom, en naar het waarom van het waarom. Ze vormt, samen met de verwondering, de oorsprong van het filosofische denken. Daarnaast helpt ze ons om trouw te blijven aan de logische gevolgtrekking van een geponeerde stelling, en dus aan dat wat waarheid genoemd kan worden. Waarom wordt het Arabisch verplicht ingevoerd op een Vlaamse school ? Waarom wordt het Arabisch eigenlijk gedoceerd aan een Vlaamse school ? En waarom wordt er überhaupt buitensporig veel Arabisch gesproken in Vlaanderen ?
De ruimte die deze column mij biedt is te kort om deze vragen volledig uit te diepen. Maar de antwoorden laten zich raden. De Leuvense jongeren moeten worden voorbereid op de toekomst van morgen. Een toekomst waarin het Arabisch zomaar eens de voertaal zou kunnen worden in kleuterklassen, lagere scholen en overheidsdiensten. Misschien moet ik ook maar eens in mijn boeken duiken.
Maar how ! Misschien loop ik wel te hard van stapel. Volgens de directeur gaat het slechts om een “taalfilosofische oefening”, om het openbreken van de leerlingen hun horizon. Dat kan natuurlijk niet met lessen over de taalfilosofie van Wittgenstein of Austin, of door Chinees te doceren. Neen, het Arabisch is daar veel geschikter voor. Ieder weldenkend persoon ziet dan ook onmiddellijk dat het hier om veel meer gaat dan een taalfilosofische verbreding. De directie mag het water dan wel vertroebelen om het diep te doen lijken, maar gooit daarmee de deugd van de eerlijkheid overboord. Als je het mij vraagt, is er dan ook maar één correcte reactie op dit soort ideeën : ¡Afuera!
foto’s (c) Gazet van Hove .