door Karim Van Overmeire in ’t Pallieterke .
Bij de gemeenteraadsverkiezingen wordt een nieuwe gemeenteraad gekozen. De gemeenteraad duidt dan een college van burgemeester en schepenen aan. Dat is het gemeente- of stadsbestuur. De burgemeester en de schepenen bepalen zes jaar lang het beleid.
De eerste drie zinnen van de vorige alinea zijn correct. Het vierde zinnetje is echter met een flinke korrel zout te nemen. Wie geroepen wordt tot het bestuur van een gemeente, zal al snel geconfronteerd worden met de werkelijkheid : de beleidsruimte is beperkt en koerswijzigingen zijn vaak allesbehalve evident.
‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’, leerde Willem Elsschot ons al. Het volstaat niet om als schepen op een blauwe maandag te bevallen van een goed idee. Zelfs wanneer je erin slaagt om de eigen partijgenoten en de coalitiepartners te overtuigen, zijn er vaak heel wat obstakels te overwinnen.
Beperkingen
Er zijn de budgettaire beperkingen. Lokale besturen lijken over flinke budgetten te beschikken. Alleen blijft er van die mooie bedragen na de aftrek van de personeelskosten en de lopende engagementen niet zo gek veel meer over. Snel gerekend kom ik voor Aalst op zowat 5 procent vrije beleidsruimte. Ik neem aan dat dat voor de andere Vlaamse steden en gemeenten niet fundamenteel anders is. Een gemeentebestuur verschilt daarin niet van de meeste huishoudens : na aftrek van alle vaste kosten en afbetalingen, en nadat je een paar keer je karretje in de supermarkt hebt gevuld, blijft er altijd teleurstellend weinig over om nieuwe, leuke dingen mee te doen.
“De beleidsruimte is beperkt en koerswijzigingen zijn vaak allesbehalve evident”
Er zijn de wettelijke beperkingen. Een college, een burgemeester en een schepen hebben ook maar de bevoegdheden die ze hebben. Ik kan als schepen van Vreemdelingenzaken niet bepalen wie er wel en niet in de stad komt wonen. Ik kan geen illegalen het land uitzetten. Dat is een federale bevoegdheid. En ik kan misschien wel vinden dat de stad veel te snel groeit door alsmaar nieuwe bouwprojecten, maar er moeten juridisch steekhoudende argumenten opgeworpen worden om een bouwvergunning te weigeren. Zo niet wordt de weigering in beroep ongedaan gemaakt.
Er zijn de uitdagingen om een idee in de praktijk te brengen. Zo vind ik dat het inburgeringsbeleid nog veel strenger moet, maar ik kan geen enkele nieuwkomer verplichten om aan een extra lokaal inburgeringsinitiatief deel te nemen. Je moet trouwens ook de partners kunnen vinden om een dergelijk beleid op het terrein vorm te geven. Het is een curieus fenomeen dat integratie een bij uitstek rechts thema is, maar dat de wereld van de integratie bijna uitsluitend bevolkt wordt door eerder linkse mensen en organisaties.
Als wij het niet doen…
‘Voetjes op de grond’ lijkt me dus een goed advies voor alle enthousiastelingen die na 13 oktober het beleid in hun gemeente een andere richting willen uitsturen. Je begint met de ambitie om een stuwdam te bouwen die de loop van de rivier zal veranderen. Uiteindelijk zal je al tevreden mogen zijn als je een paar grote stenen hebt kunnen verleggen.
“Integratie is een bij uitstek een rechts thema, maar de wereld van de integratie wordt bijna uitsluitend bevolkt door links “
Dat mag niet beletten om die grote stenen toch op te tillen of te versleuren. Als genoeg mensen dat doen, gaat het water toch anders stromen. Als wij het niet doen, zullen anderen die stenen elders leggen. Vergelijk het met een tanker. Die kan ook maar een paar graden naar links of naar rechts draaien. Op korte termijn lijkt dat een futiel verschil. Na een tijd is het duidelijk dat het schip een nieuwe koers vaart.
foto’s (c) Gazet van Hove .