Het succes van de Rode Duivels lijkt hét moment om nationale symbolen in het leven te roepen

Kunt u zich het volgende pleidooi van Bart De Wever voor de verzamelde tv-camera’s al voorstellen ? “We moeten alle krachten bundelen voor de bouw van een nationaal Vlaams voetbalstadion. Bij voorkeur in Antwerpen, de natuurlijke hoofdstad van Vlaanderen. Zo’n stadion zorgt voor een geweldige nationale uitstraling en dient dus de belangen van het land. Als naam stel ik voor: het Stadion van Vlaanderen.” Hij zou een aanzienlijk deel van datzelfde Vlaanderen over zich heen krijgen, de pers zou erg kritisch reageren, de linkerzijde zou hem beschuldigen van nationalistische grootheidswaan. En niet eens onterecht.

Mutatis mutandis hoor en lees ik dezelfde nationaal getinte argumenten, voornamelijk van Brussels-Belgische politici als bijvoorbeeld Guy Vanhengel, als het gaat over een Belgisch nationaal stadion. Maar de reacties daarop zijn veel minder kritisch. Het ene nationalisme is duidelijk het andere niet. Het succes van de Rode Duivels lijkt hét moment om nieuwe Belgische symbolen in het leven te roepen en het natiegevoel op te peppen. Wie daartegenin gaat, maakt zich op dit moment niet populair.

Welnu, ik hoop van harte dat de Rode Duivels uitstekend blijven voetballen. Maar statistisch gezien is het veel waarschijnlijker dat je over tien jaar opnieuw gemiddeld eerder tien- of twintigduizend dan vijftigduizend toeschouwers per wedstrijd hebt. Zoals dat tot voor kort decennialang het geval was. Er werden jarenlang duizenden gratis tickets verdeeld door de sponsors om het stadion voor een deel gevuld te krijgen. Een beetje realiteitszin en historisch perspectief zouden dus gepast zijn, ook en vooral op hypemomenten.

Nationaal, centraal, koloniaal

Kwalijker is dat nationale voetbaltempels in vele gevallen symbolen zijn van koloniaal denkende staten. Je vindt een belangrijk nationaal voetbalstadion in de twee grote staten met een koloniaal verleden. Engeland heeft zijn Wembley en het fictieve naamvoorbeeld van Bart De Wever haalde de mosterd in Frankrijk. Daar heet het nationale stadion uiteraard Stade de France. Talloze ex-kolonies van die twee landen hebben die zelfverheerlijkende mentaliteit overgenomen en hebben ook een nationaal stadion, vaak genoemd naar een koning of een andere Grote Leider.

De meeste andere buren of grotere landen zijn daar rationeler en 21ste-eeuwser in. Zij ruilen de nationale of nationalistische symboliek in voor pragmatisme en laten hun nationale elftal spelen in de stadions die tweewekelijks gebruikt worden door belangrijke clubs.

Nederland, Duitsland, Spanje en Italië hebben geen nationaal voetbalstadion nodig. Zij gebruiken de prima infrastructuur van Ajax, Feyenoord, PSV, Bayern, Dortmund, Schalke, Barcelona, Real Madrid, Roma en Lazio. Als het nieuwe stadion de thuishaven van Anderlecht wordt, is dat een rationele en toe te juichen beslissing. Maar dan is het uiteraard een clubstadion en geen nationaal stadion meer. En kunnen we dus die benaming en de bijhorende op-de-borst-klopperij achterwege laten.

 

Decentraal en federaal

Voor sommigen onder u is de link met de koloniale denkcategorieën wat ver gezocht. Spanje is toch ook een ex-koloniale macht, kunt u tegenwerpen. Dat klopt, maar hun koloniale verleden ligt al wat verder achter hen. In sommige Brussels-Belgicistische kringen lijkt Congo nog altijd roemrucht en niet zo ver weg. En al zeker het lichtende voorbeeld van Parijs dat altijd navolging verdient. Eén nationaal stadion is niet toevallig een uiting van centralistisch denken : altijd op dezelfde plaats, de unitaire capitale. De centralistische symboliek is onmiskenbaar. Moderne staten daarentegen denken decentraal. En spelen afwisselend in Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven, München, Berlijn, Dortmund, Madrid, Barcelona enzovoort.

O ja, en dan nog dit. Ik had begrepen dat België sinds de vorige staatshervorming volgens de grondwet een federaal land was. Ook dat blijkt niet uit de gehanteerde terminologie als het over nationale symbolen gaat. Eigenlijk zouden we het dus moeten hebben over het federale elftal en een eventueel federaal stadion. Zoals ook over de federale luchthaven van Zaventem, de federale plantentuin in Meise enzovoort. Maar er blijken nogal wat krachten te bestaan voor wie de grondwet ondergeschikt is aan nationale stoerdoenerij. En als het over Belgisch nationalisme gaat, spelen onze pers en onze linkerzijde niet altijd de kritische rol die je van hen zou mogen verwachten.

 

 

Luc van Doorslaer is onderzoeker journalism studies (KU Leuven) en tv-journalist (Telenet). “Waar blijft de kritiek op dit oppeppen van het Belgisch natiegevoel?”, vraagt hij zich af. Opiniestuk verscheen in De Morgen van 13 september 2013.