Enquêtegegevens versus commentaar (deel 1)

Op 12 november van vorig jaar verscheen op de website van de Franse Editions Tissot de boodschap : ‘Syndicale activiteiten : een motief voor een algemeen verspreide discriminatie in de wereld van het werk’. Het ging hier om een bespreking op basis van resultaten geput uit de 12de barometerpeiling die regelmatig wordt uitgevoerd door het Internationale Arbeidsbureau gevestigd in Genève. Enkele veelzeggende cijfers : 29% van de bevraagde Franse werknemers is van mening dat vakbondsafgevaardigden frequent worden gediscrimineerd, en rond de 40% gelooft dat het uitoefenen van een syndicale activiteit de werkzekerheid en de carrièremogelijkheden significant beknot. Deze scores liggen in Frankrijk nog een stuk hoger wanneer de vakbondsvertegenwoordigers zelf worden bevraagd.

Een oude en een nieuwe bevraging

De vraag is dan: geldt dit ook voor de Belgische situatie ? Cijfers hierover vinden we in de periodieke panelbevraging die het onderzoeksinstituut HIVA (KU Leuven) sinds 2014 uitvoert bij afgevaardigden van de grootste Belgische vakbond ACV-CSC, verkozen via de vierjaarlijkse sociale verkiezingen. We peilden ernaar bij Maarten Hermans, verbonden aan dit HIVA, die onderzoek doet naar de werknemersinspraak op ondernemingsniveau en onder meer in dit kader de resultaten van de panelbevragingen voor rekening van het ACV-CSC verwerkt.

Via de sociale verkiezingen zullen in de loop van de maand mei de werknemers in bijna 7.000 bedrijven en organisaties hun vertegenwoordigers verkiezen in het Comité Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW, in organisaties met 50 werknemers of meer) en in de Ondernemingsraad (vanaf 100 werknemers). Bij de laatste sociale verkiezingen, in 2016, ging het om maar liefst 1,7 miljoen werknemers die konden stemmen voor 65.275 mandaten.

Het HIVA bevraagt momenteel opnieuw voor de komende sociale verkiezingen in mei de huidige en nieuwe ACV-CSC vertegenwoordigers; de resultaten hiervan worden na de zomer gepubliceerd. De cijfers van de panelbevraging vlak na de sociale verkiezingen van 2016 zijn echter wel beschikbaar. Het ging in die bevraging onder andere over de ervaringen en verwachtingen van kandidaten met syndicaal werk in de organisatie waar hij of zij werkt. Op die manier werd de mening gepeild van 3.199 individuen – dit vertegenwoordigt een responspercentage van 28%.

Ook in België : pestgedrag…

‘Uit de bevraging van 2016 leren we dat net zoals in Frankrijk een niet verwaarloosbaar deel van vakbondsafgevaardigden in België pestgedrag en negatieve gevolgen rapporteert’, aldus Maarten Hermans. Zo is 14% van de bevraagden akkoord met de stelling dat werknemersvertegenwoordigers in hun bedrijf of organisatie hun job kunnen verliezen omwille van hun vertegenwoordigerswerk. Dit loopt verder op tot 23% wanneer we peilen of syndicaal actief zijn zorgt voor een slechtere behandeling door de werkgever. ‘Deze percentages zijn mogelijk nog een onderschatting, omdat het gaat om afgevaardigden die uiteindelijk wél gekozen hebben om zich kandidaat te stellen, en we zien dat zulk een negatieve houding van de werkgever de kans op kandidaatstelling vermindert’, waarschuwt Maarten Hermans.

Uit de resultaten over concrete ervaringen blijkt dat vooral arbeiders beducht moeten zijn voor pestgedrag door de werkgever – 37% heeft dit één of meerdere keren meegemaakt – en voor het dreigen met ontslag omwille van vakbondsactiviteiten (22%). Bij bedienden gaat het om 30% (pestgedrag) en 15% (dreigen met ontslag), en bij kaderleden respectievelijk 17% en 7% in de laatste vier jaar.

België in internationale context

Terwijl het HIVA-onderzoek vaststelt dat er verschillen zijn naar statuut en naar sector in de ervaring met anti-syndicaal werkgeversgedrag (dat komt significant minder voor in de social profit-sektor), zien we nauwelijks regionale verschillen. Dat kan misschien verwonderen, gegeven de afwijkende bedrijfscultuur : de leiderschapsstijl in Vlaamse ondernemingen wordt doorgaans geacht eerder de Angelsaksische manier van doen aan te kleven, terwijl Waalse ondernemingen eerder naar Frankrijk kijken met zijn top-down communicatiestijl en een wat gedateerd aandoende links-syndicale opstelling. Anderzijds zijn de federale arbeidswetgeving en de collectieve akkoorden over de rol en bevoegdheden van afgevaardigden identiek voor heel België.

vakbondsprotest

Andersom blijken de Scandinavische en – enigszins onverwacht – Angelsaksische lidstaten op dit vlak positievere cijfers dan België neer te zetten. En ook Nederland en Oostenrijk doen het beter. Nochtans zijn dit landen die op vele vlakken vergelijkbaar zijn met België. ‘Dit zijn allemaal West-Europese landen waar afgevaardigden minder vrezen voor hun job dan in België, wat de blijvende nood in België aan adequate wetgeving zoals ontslagbescherming illustreert’.

Grote verschillen

Een logische conclusie zou kunnen luiden dat het reglementaire kader een veel belangrijker impact heeft op de sociale verhoudingen in ondernemingen dan de manier waarop de leidinggevenden in hun dagelijkse praktijk omgaan met de stem van de werknemers (en hun afgevaardigden). Want er is wel degelijk een verband met de bredere socio-economische omgeving – die grotendeels een afgeleide is van het wetgevende kader.

Maarten Hermans : ‘Wanneer we een mogelijk anti-syndicaal klimaat, aangevoeld door werknemersafgevaardigden, bekijken in internationaal verband, zien we wel degelijk grote verschillen tussen de verschillende lidstaten van de EU. Zoals dit op vele gebieden het geval is, scoren de Zuid-Europese landen slechter dan het gemiddelde. We hebben het dan over Portugal, Frankrijk en Spanje – maar onmiddellijk na dit trio volgt België.’

Opletten met ongenuanceerde meningen !

Beducht zijn voor een mogelijk ontslag is nog iets heel anders dan gepest worden, maar de veel frequenter voorkomende vrees voor een slechtere behandeling, die door een vierde van de respondenten werd aangekaart, gaat toch al in deze richting. Bovendien wees de bevraging van ACV-CSC uit dat nogal wat werknemers met syndicale banden door hun verantwoordelijken onomwonden worden tegengewerkt om zich kandidaat te stellen bij de sociale verkiezingen.

Dit blijkt zelfs licht frequenter voor te komen bij vrouwelijke aspirant-personeelsvertegenwoordigers. HIVA-onderzoeker Maarten Hermans besluit dan ook onomwonden: ‘Het is twijfelachtig of een kandidatuur als vertegenwoordiger een valabele zelfbedieningsstrategie is’. Zeker omdat, in internationaal perspectief, de Belgische werknemersafgevaardigden helemaal niet overbeschermd zijn.

Dat is inderdaad zo, maar ons land definieert die modaliteiten toch wel erg ruim: van de werknemers die zich kandidaat stellen bij sociale verkiezingen, zijn zelfs zij die niet verkozen raakten in de meeste gevallen tot vier jaar na de stembusgang beschermd tegen een ontslag. In Nederland worden bijvoorbeeld alleen de effectieve leden van de ondernemingsraad beschermd, niet de vervangers; dat maakt al een heel verschil.

Stof voor discussie

We zullen volgende week in een tweede deel wat dieper ingaan op deze problematiek en deze proberen te kaderen, want zoals alles in dit ondermaanse zijn er twee kanten aan de medaille. Alvast een opgooi. Het verhaal gaat dat de toenmalige premier Wilfried Martens in 1990, toen ons land een grote politieke crisis meemaakte over de abortuskwestie, snel enkele wetten wilde stemmen om te tonen dat zijn regering nog functioneerde (we weten allemaal dat de opeenvolgende Martens-regeringen bijna alle zwaar werden gedomineerd door de PS).

Eén daarvan regelde de ontslagbescherming van kandidaten bij de sociale verkiezingen. ‘Over die wet is nooit goed nagedacht. Ze werkt misbruik in de hand’, stelde Manou Doutrepont, auteur van Werk en Staking (uitgegeven bij Larcier, 2019) en verbonden aan het Social Dialogue Network, een instantie met als motto: ‘Wij staan werkgevers bij die investeren in een goed sociaal klimaat’. Dus is het misschien niet onzinnig om die hele regelgeving eens te herbekijken? Want het gaat om een onafzienbare batterij reglementaire dwangbuizen. Lees er maar eens de koninklijke besluiten op na die het functioneren van het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk vormgeven: het duizelt je voor de ogen.In de volgende aflevering hebben we het ook over de houding van de werkgevers ter zake.

Jan Van Peteghem