Indieners en auteurs

Is het niet de gewoonte, dan is het de logica zelve dat wetgevende initiatieven ter uitvoering van het regeerakkoord uitgaan van ofwel de regering (wetsontwerp) ofwel alle regeringsfracties (wetsvoorstel). Bevreemdend is het daarom dat het wetsvoorstel over de verlaging van de kiesleeftijd, Kamerdocument 1898/001, enkel door Kristof Calvo en Guillaume Defossé van de Ecolo-Groen-fractie is ingediend. Volgens de website van Open Vld zijn ook Egbert Lachaert en Patrick Dewael ‘indieners, maar hun naam staat niet op het Kamerdocument. De ‘fiche’ op de website van de Kamer van Volksvertegenwoordigers vermeldt hen wel bij de ‘auteurs’ en maakt zelfs melding van een vijfde ‘auteur’, Melissa Depraetere van de sp.a, vulgo Vooruit.

Hoe dan ook, van de drie andere regeringspartijen – CD&V, PS en MR – heeft niemand mee de pen gehouden. Veronderstellen dat ze niet voor de volle honderd procent achter het wetsvoorstel staan, neen, zo ver durven we niet te gaan.

Electoraal oefenveld

jonge kiezertjes

‘Het verlagen van de stemgerechtigde leeftijd tot 16 jaar is een internationale trend, die al twintig jaar in Europa maar ook daarbuiten aan kracht wint’, schrijven Calvo en Defossé in de toelichting van hun wetsvoorstel. Uit hun opsomming blijkt dat in nochtans maar zeventien landen 16- of 17-jarigen mogen stemmen, meestal enkel bij lokale of regionale verkiezingen. Bij die zeventien landen zijn ook Wales en Schotland, twee constituent countries van Groot-Brittannië. In Duitsland blijkt het te gaan om elf van de zestien deelstaten, in Zwitserland om amper één van de zesentwintig kantons.

In die vaart der volkeren willen de Vivaldi-partijen nu ook België laten opstuwen, maar toch ook niet te fel. De verlaging van de kiesleeftijd tot 16 jaar beperken ze tot de Europese verkiezingen – alsof die een electoraal oefenveld zijn, zo van : baat het niet, het schaadt niet. Wat belet Vivaldi hetzelfde te doen voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers ? Artikel 61 van de grondwet, dat de minimumleeftijd voor deelname aan die verkiezingen op 18 jaar vaststelt, staat toch op de lijst van grondwetsartikelen die herzien kunnen worden.

(Voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen zijn de deelstaten bevoegd. Na de verkiezingen van 2019 hebben de liberalen in Vlaanderen en de groenen in Wallonië kiesrecht vanaf 16 jaar op de onderhandelingstafel gelegd, maar niet in het Vlaamse resp. Waalse regeerakkoord gekregen.)

Fluitje van een cent

Wetgevingstechnisch is de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd voor de Europese verkiezingen een fluitje van een cent. Paragraaf 1 van artikel 1 van de wet van 23 maart 1989 over de verkiezing van het Europees Parlement bepaalt : ‘Om kiezer te zijn voor het Europese Parlement, moet men : 1° Belg zijn;  2° de volle leeftijd van achttien jaar hebben bereikt; (…)’. Het volstaat dus om ‘achttien’ te vervangen door ‘zestien’, en klaar is Kees.

Zo snel komt Kees bij Calvo en Defossé echter niet klaar. Want ze willen de 16- en 17-jarige Belgen wel stemrecht geven, maar om een of andere reden willen ze hen, anders dan de Belgen van 18 jaar en ouder, niet verplichten te gaan stemmen en dus vrijstellen van de opkomstplicht. Tiens, is Groen niet voor de opkomstplicht en was het niet Kristof Calvo die zei : ‘We mogen de desinteresse niet voeden door stemmen niet langer te verplichten. Verkiezingen zijn het hoogtepunt van een democratie, iedereen moet daaraan deelnemen’ (De Standaard, 23 april 2019) ?

Kunstgreep

Geen opkomstplicht dus voor de nieuwe, jongste kiezers. En daarom kunnen Calvo en Defossé paragraaf 1 van artikel 1 van de wet van 23 maart 1989 niet wijzigen. Als ze dat doen, zouden alle 16- en 17-jarigen ambtshalve in het kiezersregister ingeschreven worden en onder de opkomstplicht vallen. Daarom maken ze, in een soort van kunstgreep, gebruik van de tweede paragraaf van artikel 1.

Die tweede paragraaf heeft alles te maken met een Europese richtlijn uit 1993. Daarin staat dat alle burgers van een EU-lidstaat aan de Europese verkiezingen moeten kunnen deelnemen, hetzij in hun land van herkomst, hetzij in het land waar ze verblijven.

Conform die richtlijn regelt paragraaf 2 dat : 1. Belgen die in een ander EU-land wonen en die dat willen voor Belgische kandidaten kunnen kiezen; 2. onderdanen van andere EU-landen die in België wonen en die dat willen hier voor Belgische kandidaten kunnen kiezen. Omdat die personen niet ambtshalve op een Belgische kiezerslijst staan, moeten ze zich als kiezer laten registreren. Het zijn dus kiezers uit vrije wil.

Twee soorten kiezers

De ‘kunstgreep’ van Calvo en Defossé bestaat erin aan paragraaf 2 een derde categorie ‘vrijwillige’ kiezers toe te voegen : de 16- en 17-jarige Belgen. Ook zij kunnen zich op eigen initiatief als kiezer laten registreren. We noemen dat een kunstgreep, want die derde categorie heeft niets, maar dan ook niets te maken met de Europese richtlijn uit 1993.

In feite creëert het wetsvoorstel niet een derde categorie ‘Europese’, maar een tweede categorie Belgische kiezers. Indien het wordt goedgekeurd, zouden er voor de verkiezing van het Europees Parlement twee soorten Belgische kiezers zijn. De eerste, vanaf de leeftijd van 18 jaar, is verplicht te gaan stemmen en wordt daarom ambtshalve in het kiezersregister ingeschreven. De tweede, de 16- en 17-jarigen, is niet verplicht te gaan stemmen maar kan dat doen door zich vrijwillig in het kiezersregister te laten inschrijven.

Gelijkheidsbeginsel

Spoort dat wel met het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel ? Is hier geen sprake van ongelijke behandeling op grond van leeftijd ? Zeker, volgens de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof is een ongelijke behandeling niet per definitie strijdig met het gelijkheidsbeginsel. Ze is dat niet wanneer het verschil in behandeling op een objectief criterium berust en redelijk verantwoord is.

Leeftijd is een objectief criterium. Maar is het redelijk verantwoord dat een 16- en een 17-jarige stemrecht heeft en een 18-jarige stemplicht (in de vorm van opkomstplicht) heeft ? In het wetsvoorstel-Calvo-Defossé is voor dat verschil niet de minste, laat staan een redelijke verantwoording te vinden.

Grondwettelijk Hof

Anders dan voor een wetsontwerp, is voor een wetsvoorstel het advies van de Raad van State niet verplicht. Omdat het erop lijkt dat het gelijkheidsbeginsel geschonden wordt, zou het nochtans wenselijk zijn het advies van de Raad van State over het Vivaldi-wetsvoorstel in te winnen. Indien de voorzitster van de Kamer dat niet uit eigen beweging doet, kunnen 50 volksvertegenwoordigers haar daartoe dwingen. Maar zijn er 50 te vinden ?

Indien het wetsvoorstel ongewijzigd wordt goedgekeurd, zal het ongetwijfeld bij het Grondwettelijk Hof belanden. Dat kan de wet aan het gelijkheidsbeginsel toetsen en zo nodig vernietigen. Over stemrecht op 16 is het laatste woord nog niet gezegd.

MARK DEWEERDT
Mark Deweerdt (1952) was journalist bij De Standaard en De Financieel-Ekonomische Tijd/De Tijd, en schreef als kabinetsmedewerker toespraken en teksten voor Yves Leterme, Kris Peeters, Herman Van Rompuy en Geert Bourgeois.
Foto’s (c) Gazet van Hove.