Marie Gevers werd geboren in Edegem op 30 december 1883 en stierf er ook op 9 maart 1975. Ze was een Vlaamse schrijfster die vooral in het Frans publiceerde, toen vrij normaal omdat een groot deel van de burgerij en de hogere klasse niet konden weerstaan aan de verfransingsdruk van het Belgische regime. Net als haar groot voorbeeld Emile Verhaeren, die haar tot schrijven aanzette. Gevers wordt gerekend tot de latere “Vlaamse school binnen de Belgisch Franse literatuur”. Haar werken zijn vaak autobiografisch en licht filosofisch geïnspireerd. De familie van Marie Gevers heeft tot vandaag nog familie wonen in Hove. Tijdens haar leven kwam ze geregeld in onze gemeente. Daarom mogen we er eens extra aandacht aan besteden.

Op een soms tedere en nostalgische manier verhaalt Gevers in haar werk het dagelijks leven in het kasteel Missenburg (of Missembourg) langsheen de Mechelsesteenweg (N-1) in Edegem, waar ze woonde, alsook het landelijk leven in het begin van de 20e eeuw. Het kasteel bestaat nog steeds en de inrijpoort is vrij onopvallend tussen de bomen en huizen. Enkele jaren geleden werden de populieren langsheen de oprijlaan gerooid. Vlakbij is er een bekend restaurant gevestigd. Aan de overzijde van de N-1 op het kruispunt met de Groenstraat bevindt zich het enigste Hovese benzinestation (Gulf). Onze gemeente was dus letterlijk en figuurlijk een buur van Marie Gevers.

De kasteelhoeve gaat terug tot in de middeleeuwen, met natuurlijk de nodige aanpassingen gedaan door de eigenaars en als gevolg van allerlei oorlogsomstandigheden. Het bijhorende park is zeven ha groot en behoort tot één van de laatste groene longen van de gemeente Edegem. Tijdens de Boerenkrijg werden er in het pand in het geheim missen gelezen.

Marie Gevers achter haar schrijftafel
Marie Gevers achter haar schrijftafel

In 1900 maakt Marie Gevers dankzij haar vriendschap met Rite Cranleux, een nichtje van Emile Verhaeren kennis met deze dichter, die voor haar altijd l’oncle émile” is gebleven. In 1907 sterft haar vader Florent Gevers en dochter Marie debuteert onder invloed van haar mentor, Emile Verhaeren, met enkele gedichten in het Brusselse tijdschrift Durendal”.

In 1908 huwt Marie met Frans Willems, verwant van Jan-Frans Willems, de vader van de Vlaamse beweging. De verwantschappen tussen de families Bergmann, Willems en Gevers hebben een lange geschiedenis. Deze Frans Willems is de zoon van Jan Frans Willems (1850-1902) en Maria Theresia Bergmann (zus van Tony Bergman). In 1909 wordt Marie’s zoon Jean geboren. Tijdens de eerste wereldoorlog is er in 1917 de publicatie van haar eerste dichtbundel Missembourg” die een lofzang was op haar geboortehuis. De uitgave is omgeven met houtsneden van Max Elskamp. In 1920 wordt haar dochter Antoinette Willems geboren.

In 1931 kent Marie Gevers haar grote doorbraak met haar eerste roman : «La Comtesse des digues». Vanaf dan schrijft ze enkel nog romans. Haar voornaamste thema is het land van de Schelde. «Madame Orpha ou la Sérénade de Mai » (1933) en de Antwerpse Kempen «Paix sur les Champs» (1938) en La ligne de vie”.

Het domein Missemburg, verdoken in het groen
Het domein Missemburg, verdoken in het groen

In 1937 ondertekent Marie Gevers mee het manifest van de ”Groupe de lundi”, opgericht door haar vriend Franz Hellens, manifest waarin de schrijvers het regionalisme van de Belgisch-Franse literatuur aan de kaak stellen. In 1938 werd Gevers – als eerste vrouw – lid van de ‘Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique’. In 1960 krijgt Gevers de Vijfjaarlijkse Prijs van de Franse literatuur. Op 9 maart 1975 overlijdt Marie Gevers op haar familiedomein Missemburg aan de Mechelsesteenweg in Edegem.

Journalist Joos Florquin stelde Marie Gevers eens enkele kritische vragen over haar franse taalgebruik. “Mevrouw, de eerste vraag is natuurlijk : waarom hebt u, die hier in het hart van het Vlaamse land werd geboren en die in al uw boeken over Vlaamse mensen hebt geschreven, dat in het Frans gedaan ?”

Marie Gevers : “Dat is in de grond de schuld van Napoleon, en ik zal het u vertellen zoals ik het als vijftienjarig kind heb gehoord van een tante die toen tachtig was. Ik moet daarbij nog zeggen dat mijn vader zestig was toen ik als zesde kind werd geboren.

Toen mijn vader werd geboren als dertiende kind was mijn grootvader 59 en ik zelf word er nu 80 !

Mijn overgrootvader was een boerke uit de Kempen, die het niet breed had. Hij zag in dat zijn kinderen in de streek moeilijk hun brood zouden verdienen en daarom zond hij zijn twee oudste zonen, die verstandige jongens waren, naar Antwerpen. Voor de reis gaf hij hun 20 frank van die tijd mee en een nieuw paar klompen, maar die mochten ze maar aantrekken als ze in Antwerpen aankwamen, want ze moesten de stad deftig binnenkomen !

Mijn grootvader trad in dienst van een kruidenier in de Venusstraat en hij deed het daar goed, want hij trouwde met de dochter van de baas. Toen Napoleon nu deze streken in zijn bezit had, decreteerde Londen de blokkade van Antwerpen en kwam er geen koffie meer binnen. Grootvader was toen de eerste die bitterpeeën begon te branden als vervangmiddel voor de koffie, en dat is de grondslag geweest van het familiaal fortuin. Mijn grootvader had geld genoeg om 13 kinderen te kopen en mijn vader was de jongste. Maar toen Napoleon weg was, kwamen de Hollanders hier en die sloten de Schelde af. De oude kruidenier was zo kwaad om die strop rond de handel, dat hij besliste: Mijn zonen zullen Frans spreken. Tot zijn tiende jaar kreeg vader Nederlands onderwijs te Antwerpen op de papschool. Zijn bijzonderste bezigheid daar was in zijn schoonschrift steeds maar opnieuw te schrijven: het blanketsel en het vermiljoen zijn het sieraad der vrouwen ! Toen werd hij naar Melle gestuurd waar hij een Franse opvoeding kreeg, met aanvulling achteraf te Parijs en te Frankfurt. Het was mijn vader die het goed hier heeft gekocht in 1867.

Florquin : “Heeft het gebruik van een taal, vreemd aan de streek, u nooit van het volk vervreemd ? Men spreekt nu veel van taalbarrière als sociaal verschijnsel ?”

Marie Gevers : “Ik heb dat nooit aangevoeld. Het leven is hier altijd zeer eenvoudig en patriarchaal geweest, want mijn moeder was zeer democratisch. Ik heb hier als kind in klompen gelopen en ik ben nooit het ‘juffrake’ van het kasteel geweest. Met de mensen van de streek en met het huispersoneel sprak ik Edegems, zoals ik het nu nog doe, maar voor al wat het cultureel leven betreft, was de voertaal het Frans. Die dubbeltaligheid gaf mij meer genot van de woorden, een soort diepte, zoals foto’s door een ‘stereoscoop’.”

51Y8EPCMVNL._SY344_BO1,204,203,200_Marie Gevers vertaalde verschillende Nederlandstalige werken zoals o.a. “Hollands Glorie” van Jan de Hartog in het Frans. Ze stond ook weer enige tijd in de belangstelling toen haar boek ‘Paix sur les champ’ werd verfilmd door Jacques Boigelot en meedong naar de “Oscar voor de Beste Niet-Engelstalige Film”.

 

Werken van Marie Gevers :

  • La comtesse des digues (De dijkgravin), 1931.
  • Paix sur les champs (Verzoening), verfilmd en genomineerd voor een Oscar .
  • Vie et mort d’un étang.
  • Guldentop.
  • Madame Orpha ou La sérénade de mai (Muziek in de meinacht).
  • Almanach perpétuel des Fruits offerts aux signes du Zodiaque .
  • La grande marée (Springtij) .
  • La Mort de Max Elskamp et la création de l’Œdipe de Gide .
  • Le voyage sur l’Escaut .
  • Plaisir des météores ou Le livre des douze mois .
  • Six fleurs choisies dans l’herbier légendaire, Antwerpen Busschmann, 1942.

Een aantal van haar werken werd in het Nederlands, Duits, Engels, Spaans en Roemeens vertaald.

 

Werken over Marie Gevers :

  • Cynthia Skenazi : Marie Gevers et la nature (1983).
  • Cynthia Skenazi : Marie Gevers: Correspondance 1917-1974. , Uitg. Editions Labor, 1986. – 136 blz.
  • Marnix Gijsen : Marie Gevers : Ontmoetingen. – Brugge, Uitg. Desclée De Brouwer, 1969.
  • Louis Dubrau : Notice sur Marie Gevers. – Brussel, Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises, 1983.
  • Anne-Marie Mercier en Xavier Deutsch : Marie Gevers : un livre: La Comtesse des digues : un oeuvre (1987) .
  • Tine Englebert : Door vrouwenogen, in ‘Van Buysse tot Brusselmans’, Gent literair (1996).
  • Hilde Keteleer : Keurslijf van dijken, in  Deus ex machina, jrg. 20 (1996), nr. 79, blz. . 75-76. Boekbespreking van Marie Gevers, De dijkgravin.
  • Henri-Floris Jespers : De dichter behoort tot een minderheid in ballingschap, in NVT/Gierik, jrg. 20 (2002), nr. 75.