ANALYSE – door Wannes Bok – www.doorbraak.be .

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat onze politieke voorkeur afhankelijk is van genen, hormonen en neurotransmitters. Nochtans geloofden wetenschappers jarenlang dat maatschappelijke factoren bepalen of iemand progressief, dan wel conservatief denkt.

Volgens professor Quentin Atkinson en consoorten kunnen we mensen en hun politieke voorkeuren onderverdelen in twee groepen. Atkinson maakt een onderscheid tussen de ‘pro-socialen’ en de ‘competitieven’, twee groepen die ‘te vinden zijn in alle culturen’. Beide groepen hebben een evolutionaire oorsprong (respectievelijk verzamelaar en jager; nvdr).

De pro-socialen hechten daardoor meer belang aan thema’s als welzijn en gezondheidszorg, terwijl de competitieven eerder naar de wereld kijken als een voortdurend conflict dat voor machtsongelijkheid en dominantie zorgt. Daardoor hechten zij veel belang aan bijvoorbeeld het strafrecht of de nationale veiligheid.

We kiezen niet

Volgens de gerenommeerde Amerikaanse politicoloog Pete Hatemi kiezen we eigenlijk niet als we stemmen. Welk bolletje we inkleuren, is volgens hem voor een flink stuk erfelijk bepaald. Niet minder dan veertig procent, zoals hij in zijn boek Man is by nature a political animal schrijft.

‘Genen staan aan de basis van hoe iemand op zijn omgeving reageert. Een gen codeert voor een eiwit dat van invloed is op hormonen of neurotransmitters. Die zijn op hun beurt van invloed op onze emoties en gemoedstoestand, en die hebben vervolgens weer invloed op hoe wij onze omgeving waarnemen’, luidt het.

Niet de eerste

Onderzoek naar het verband tussen genen en politieke voorkeur is niet nieuw. Geneticus Nicholas Martin ontdekte in 1986 al dat onze erfelijke aanleg politieke vraagstukken kan beïnvloeden. Hij deed dat door het gedrag van eeneiige tweelingen te vergelijken met dat van twee-eiige, waarbij beide helften van de tweeling telkens van hetzelfde geslacht waren.

Na zijn proeven concludeerde hij dat eeneiige tweelingen er vaker vergelijkbare politieke opvattingen op nahouden, dan twee-eiige

Martin stelde vast dat eeneiige tweelingen genetisch identiek zijn, en dat twee-eiige maar voor de helft hun genetisch materiaal delen. Na zijn proeven concludeerde hij dat eeneiige tweelingen er vaker vergelijkbare politieke opvattingen op nahouden, dan twee-eiige. Dat had volgens Martin te maken met hun genen, want broers en zussen groeien vaak in hetzelfde milieu op.

Ondanks het belang van Martins werk, volgde er geen wetenschappelijke doorbraak. Aan het begin van de twintigste eeuw hadden de eugenetica en de rassenleer van nazi’s immers gezorgd voor een grote terughoudendheid inzake genetische studies.

Adolf Hitler deed aan rassenleer

Opnieuw en opnieuw

Politiek analist en professor John Hibbing was een van de eersten die het spoor van Martin verder zette. Hij analyseerde met zijn team Martins data opnieuw, en combineerde zijn bevindingen met een groot Amerikaans tweelingonderzoek. Er bleek inderdaad een relatie te bestaan tussen genen en politieke opvattingen, bleek bij publicatie in 2005.

Hibbing werd niet geloofd door vooraanstaande politicologen, maar had wel een beweging in gang gezet. Zo slaagde James Fowler er in 2008 in om aan te tonen dat bij de vraag in hoeverre iemand politiek geëngageerd is en of hij/zij bij verkiezingen naar de stembus gaat, genetische componenten een rol spelen. Ook Peter Hatemi bekwam soortgelijke resultaten.

De tweelingonderzoeken zijn bovendien niet perfect. Meer nog dan twee-eiige tweelingen hebben eeneiige tweelingen dezelfde vriendenkring en houden ook op volwassen leeftijd meer contact met elkaar. Ook worden identieke tweelingen vaker dan twee-eiige hetzelfde behandeld. Daardoor is heel lastig te achterhalen in hoeverre de politieke opvattingen van eeneiige tweelingen aan genetische aanleg, dan wel aan omgevingsfactoren toegeschreven moeten worden.

Verband tussen genen en politiek

Hoe de genen precies in verband staan met iemands politieke voorkeur is onduidelijk. Wel zijn veel psychologen het erover eens dat politieke ideologie verbonden is met de manier waarop iemand openstaat voor verandering. Zo toonde de sociale psycholoog John Jost aan dat liberalen beter omgaan met onzekerheid, terwijl conservatieven ordelievender zijn. Daaruit kan men volgens hem afleiden dat progressievelingen algemeen meer open staan voor verandering.

Niet iedereen deelt Josts mening. Onderzoekers, waaronder de politicoloog Evan Charney, stellen dat conservatieven in de Verenigde Staten soms net ‘onverwachte’ veranderingen toejuichen, bijvoorbeeld bij het systeem van sociale voorzieningen.

gaan beter om met onzekerheid

Het gelukshormoon bevordert xenofobie

Ook hormonen zouden een rol kunnen spelen bij de politieke opvattingen. Zo onderzochten onderzoekers of er een relatie bestaat tussen vooroordelen en het ‘gelukshormoon’ (de concentratie oxytocine in het bloed). Dat hormoon heeft immers ook een invloed op het empathiegevoel.

Hoogleraar Carsten de Dreu concludeerde uit een onderzoek dat Nederlandse proefpersonen positiever op hun landgenoten reageerden dan op buitenlanders nadat ze een dosis oxytocine hadden opgesnoven.

Zo schijnen mensen met een hogere concentratie van het stresshormoon cortisol minder vaak te gaan stemmen dan mensen met een lage cortisolspiegel

‘Hormonen zouden ook kunnen beïnvloeden of iemand überhaupt de gang naar de stembus maakt. Zo schijnen mensen met een hogere concentratie van het stresshormoon cortisol minder vaak te gaan stemmen dan mensen met een lage cortisolspiegel’, luidt het in Bijzonderewereld.

Ook tijdsafhankelijk

Er bestaat al eeuwenlang een strijd tussen hiërarchie en samenwerking, en tussen solidariteit en individualisme. Ondanks het onmisbare belang van onze genen bij het vormen van een politieke overtuiging, mag de impact van onze leefwereld niet onderschat worden.

In tijden van stress en bedreiging, zoals in de huidige tijd met corona, hechten we ons weer meer aan onze groep en veranderen we meer richting de ‘competitieven’. Onze mening kan dus variëren en is afhankelijk van de tijd en omgeving waarin we leven. Ons stemgedrag ligt dus niet onveranderlijk vast in ons DNA, zegt ook Hatemi tegen het NRC.

‘Natuurlijk laten mensen zich beïnvloeden door argumenten en campagnes. Er is voor mensen nog alle ruimte voor rationele keuzes bij het stemmen. Dat iemand aanleg heeft voor een bepaalde politieke opinie of gedrag, hoeft nog niet altijd te betekenen dat het ook direct in stemgedrag tot uiting komt.’

WANNES BOK

Wannes is een zelfstandige en onafhankelijke journalist. Zijn interesses gaan uit naar de juridische wereld, de economie, tech en het internationale gebeuren. Hij werkt sinds 2021 mee aan Doorbraak en vervolledigt in de tijd die rest zijn studie in de rechten.

Foto’s (c) Gazet van Hove.